Zoals u weet, wordt bij Omgevingswet een stevige digitale component opgetuigd. Grotendeels een doorstart/modernisering van bestaande ict-faciliteiten, zoals www.ruimtelijkeplannen.nl, Omgevingsloket OLO, Activiteiten Internet module en www.officielebekendmakingen.nl.
Lokale softwareapplicaties van bevoegd gezagen en uitvoeringsorganisaties zijn aangesloten op deze landelijke voorzieningen.
Uiteindelijk zal het geheel van ict onderdelen nodig zijn om een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken. Een juridische verankering om een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken, doen we straks via een aanpassing van het Omgevingsplan/verordening of een omgevingsvergunning.
Wij leven in een rechtstaat, waarin inwoners, organisaties en bedrijven inspraak hebben. Als zij het, om welke reden dan ook, niet eens zijn met een besluit, kunnen zij in beroep gaan. Een gang naar de Rechtbank of Raad van State is een mooie voorziening in onze rechtstaat.
De vraag die gesteld kan en mag worden: Welke gevolgen heeft de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Ow) en Wet kwaliteitsborging bouw voor de informatie-uitwisseling tussen het bevoegd gezag (BG) en de rechtspraak op grond van artikel 8.42 Algemene wet bestuursrecht (Awb)? Deze vraag kunnen we vanuit de huidige praktijk vaak wel beantwoorden. Overigens zal deze vraag in 2008 bij inwerkingtreding van Wet Wabo en Wro ook gesteld zijn.
Op grond van artikel 8.42 Awb moet het bevoegd gezag informatie aanleveren (“op de zaak betrekking hebbende stukken”) ingeval van een beroep tegen een besluit van
het bevoegd gezag. Op zich verandert de inwerkingtreding van de Ow hier niets aan. Wel is het van belang dat ook na inwerkingtreding van de Ow de informatievoorziening een snelle en zorgvuldige rechtsgang blijft faciliteren.
Met de inwerkingtreding heeft namelijk een steeds groter deel van de “op de zaak betrekking hebbende stukken” een digitale vorm. Denk aan het besluit van wijziging Omgevingsplan/verordening. Hoe wordt het besluit aangeleverd aan de rechterlijke macht? Via het DSO?
Door middel van een VNG werkplaats wordt dit onderwerp in april/mei 2021 beproefd. Doel van deze beproeving is om inzicht te krijgen in de verschillen tussen huidige praktijk en toekomstige situatie. De werkplaats zal hopelijk een antwoord gaan geven over de mogelijkheden van gebruik van het DSO in de rechtspraak van vergunningen en plannen/verordeningen. Hopelijk levert de werkplaats inzicht in de nog te organiseren (ict)faciliteiten, afspraken.
Dit artikel levert helaas voor nu nog geen antwoorden op. Provero belooft komende maanden deze werkplaats te volgen en in een volgende bijeenkomst stil te staan bij de bevindingen.
PROVERO CONGRESMAGAZINE 2021
Dit magazine hoort bij het jaarlijkse hoogtepunt van een Provero-jaar, namelijk het jaarcongres. Een evenement waar veel leden en relaties elkaar ontmoeten, kennis maken, bijpraten en kennis uitwisselen.
De afgelopen jaren is door iedereen keihard gewerkt om de ontwikkelingen in de maatschappij zo goed mogelijk te begeleiden. Parrallel aan een enorme bouwopgave, de start van een energietransitie, moeten we ook nieuwe wetten implementeren. Ik doel uiteraard op de Omgevingswet, maar zeker ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Dit laatste is in mijn ogen een ondergeschoven kindje.
Dit Provero congres op 27 mei 2021 is het congres dat in de tijdgeest valt van, naar verwachting, het laatste (half)jaar van aansluiten op het DSO, oefenen en kennis opdoen. Er is nog veel werk te verzetten voordat inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wkb daadwerkelijk het geval is.
Maar misschien begint dan een nieuwe fase en is de implementatie niet klaar. Zeker voor ‘ons’ als planmakers begint de fase van nieuwe instrumenten leren gebruiken, nieuwe instrumenten gaan gebruiken en laten vaststellen. De grootste hoeveelheid werk zal waarschijnlijk nog gedaan moeten worden om alle ‘oude’ regels om te gaan bouwen naar het Omgevingsplan.
Hoe gaan we dat met z’n allen voor elkaar krijgen? Veel gemeenten, provincies en daaraan adviserende bedrijven weten nu al niet hoe alles weg te werken. Misschien een troost, andere sectoren hebben het ook giga druk. Hoe dubbel is het in dit corona tijdperk dat er ook hele sectoren zijn die niets mogen. Vanuit dat perspectief moeten we misschien maar blij zijn met ons vakgebied in deze tijdsgeest.
Mogen we dan geen zorgen hebben? Wat mij betreft wel. Ik heb ook zorgen over hetgeen we nog niet weten. We weten naar mijn idee nog niet half wat we over twee jaar wel ervaren hebben. Laat dat hoop geven in deze oefentijd. Dichterbij moeten we nog leren werken met nieuwe software, nieuwe inhoud van plannen. Het zijn echt spannende tijden.
Dan nu het Provero congres 2021. Een jaarlijks evenement waarbij velen in de ‘planvormingssector’ elkaar treffen. Dit jaar weer online, omdat de pandemie ons nog steeds beperkt. Hopelijk dit jaar voor het laatst.
Provero heeft tijdens deze editie een noviteit. We gaan een tweetal masterclasses verzorgen. Naast de ‘normale’ opening met actuele stand van zaken, worden er workshops van een uur verzorgd. Daarmee willen we bij een workshop meer diepgang kunnen bieden ten opzichte van vorig jaar. Feedback van vorig jaar was dat het een beetje aan de oppervlakte bleef wat diepgang betreft. De reguliere workshops kunnen en mogen daarom in een uur best de diepte in.
Maar naast de workshops dus een tweetal masterclasses. Doel hiervan is om zelf te ervaren door te oefenen, hoe een keten onder de Omgevingswet gaat werken. Specialisten hebben de uitdaging aangenomen om de masterclasses te willen verzorgen. Van de deelnemers wordt ook wat verwacht. Het is iets unieks, en hopelijk ervaart u dat ook. Wij zijn heel benieuwd hoe het uitpakt en of de doelstellingen worden behaald. Of u als deelnemer echt tot oefenen komt.
Tot slot wens ik iedereen een heel mooi congres. Haal er uit wat u nodig hebt om inwerkingtreding zo optimaal mogelijk te realiseren. Heel veel plezier op ons jaarcongres en we spreken elkaar hopelijk.
Heel veel leesplezier met dit congresmagazine.
Ewald te Koppele, Voorzitter Provero
Provero, vereniging voor digitale aspecten in het omgevingsrecht.
Provero helpt professionals uit de praktijk bij het uitoefenen van hun werk op het gebied van de digitalisering en de digitale geo-informatie in de fysieke leefomgeving. Met de inzet van onze bestuurs- en werkgroepleden organiseren wij bijeenkomsten en brengen publicaties uit.
Ewald te Koppele - voorzitter
(Meerinzicht)
Casper Cuppen - secretaris
(Lightsource BP)
Louis de Nijs - penningmeester
(Addigiro)
Hennie Genee - externe relaties en
samenwerkingen
(NedGraphics)
Lilian Waaijman - Bijeenkomsten
(Rho Adviseurs)
Joyce Versteeg
Monique Pietjou
Mustafa Sorkhabi
(Gemeente Nijmegen)
Irina Entrop
(Gemeente Eindhoven)
Luuk Vranken
(Sweco)
Meryem Tas
(Wissing B.V.)
Hans van Zitteren
(Rho Adviseurs)
Roeland Mathijsen
(BRO)
Luuk Fredriks
(Viewpoint)
Silvie Pluim
(Gemeente Almere)
Ruben Veldman
(Postzegelnietnodig)
André Domburg
(drees support
omgevingswet & wro)
Wilt u ook meedenken over thema’s voor bijeenkomsten of het congres, meld u dan bij Joyce via info@provero.nl
De algemene ledenvergadering (ALV) van Provero vindt éénmaal per verenigingsjaar plaats. Alle leden zijn van harte welkom om deze vergadering bij te wonen. Tijdens de vergadering wordt het gevoerde en het te voeren beleid besproken.
George Parker neemt met zijn tafelgasten de vragen door die leven bij de deelnemers. Aan tafel zitten Joyce de Jong, Adrie van Bohemen en Ewald te Koppele. Ieder kan vanuit zijn/haar ervaring reageren op de vragen die er leven. Via de chat kunnen de vragen worden gesteld die vervolgens worden besproken. Op die manier heeft u het idee dat u echt aan tafel zit en gehoord/gezien wordt.
George Parker – Dagvoorzitter
Joyce de Jong – Aan de slag met de Omgevingswet
Adrie van Bohemen – Quarant
Ewald te Koppele – Provero
Men zal eraan moeten wennen dat er vanuit één totaalplan gewerkt zal gaan worden. De samenwerking met o.a. adviesbureaus zal veranderen. Welke gedachten hebben adviesbureaus en softwareleveranciers bij het samen werken aan een plan? Alle bedrijven en organisaties die Provero helpen bij het mogelijk maken van dit jaarcongres, krijgen de mogelijkheid hun visie, gedachten en oplossingen ten toon te stellen aan het samenwerken aan het ene Omgevingsplan.
Partners Provero
Tijdens deze workshop doorlopen we alle processtappen om te komen tot een ‘start-omgevingsplan’. Dit plan wordt voor een klein gebied binnen een gemeente bepaald en is hiermee technisch correct, heeft een volledige inhoudsopgave en bevat een selectie van de meest belangrijke regels. Dit ‘start-omgevingsplan’ dient als de basis voor het maken van het uiteindelijke integrale en complete omgevingsplan voor de betreffende gemeente.
De nadruk ligt op het delen van best practices, die we de laatste maanden bij diverse gemeenten hebben opgedaan.
Jasper Klarenbeek – Royal Haskoning DHV
Herman Assink – IDgis
Chris van Wegen – Regel-Service
Omgevingswet stelt nieuwe eisen aan software EN processen
Omgevingsboxx biedt bevoegde gezagen een innovatieve oplossing om tegemoet te komen aan de nieuwe eisen die de Omgevingswet stelt. Niet alleen de technische eisen, maar vooral ook de inhoudelijke, conceptuele EN procesmatige eisen.
Tijdens onze presentatie gaan we in op onze innovatieve wijze van planvorming MET toepasbare regels. Wij gaan uit van expliciet informatiebeheer: ontwikkelen, onderhouden en beheren van alle informatie, die in een omgevingsplan ‘zit’ en de samenhang daartussen, staat centraal in onze aanpak.
Kern daarbij vormen de herbruikbare bouwstenen die je per activiteit maakt: modelregels MET hun toepasbare regels. Dit in lijn met modelverordeningen van de VNG. Met deze modelregels stel je vervolgens locatie-specifieke sets samen. Dus niet alleen de juridische tekst, maar tevens de bijbehorende toepasbare regels.
Een kort filmpje van hoe dit werkt is te vinden op www.aandeslagmethetomgevingsplan.nl/.
Swier Jan Miedema - Gemboxx
Bas Janssen – IAM4
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal Ruimtelijkeplannen.nl een toeleverancier worden voor het DSO. De huidige planvoorraad zal via de overbruggingsfunctie van IHR worden ontsloten in de DSO Viewer Regels op de Kaart. Voor het laden van plannen die vallen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet, het verwijderen van plannen of het wijzigen van dossierstatussen blijft Ruimtelijkeplannen.nl in gebruik als toeleverancier voor het DSO-LV. Vraagt u zich nu af wat er voor u precies verandert, wat de gebruiksmogelijkheden van Ruimtelijkeplannen.nl straks zijn en wat er bij gewoon het oude blijft? We praten u graag bij!
Jasper Roes – Kadaster
Merijn Kerlen – Kadaster
In deze sessie zal uitgebreid worden ingegaan op de functionaliteiten van NedOmgeving, de plansoftware van NedGraphics. Ook is recent door de gemeente Dronten een pilot (“ambtelijke exercitie”) uitgevoerd met deze plansoftware. De inhoudelijke ondersteuning en begeleiding werd daarbij ingevuld door Antea Group. Doel van de pilot was tweeledig. Allereerst ervaring opdoen met het werken met NedOmgeving in een concrete praktijksituatie. En daarnaast stappen zetten met het daadwerkelijk maken van een stukje Omgevingsplan, met als motto: “gezamenlijk leren door gewoon aan de slag te gaan”.
Johan Fuite – Antea Group
Jasper Arends – NedGraphics
Als planmaker en/of transitiemanager wordt je meegenomen op een reis door het digitaal stelsel Omgevingswet. In 3 blokken van een uur bezoeken we o.a. de LVBB, de publicatie in Overheid.nl, het Omgevingsloket met de DSO Viewer, het Open Stelsel, de stelselcatalogus en de relatie met de toepasbare regels en het instellen van vooroverleg en behandeldiensten bij nieuwe juridische activiteiten.
Tijdens onze reis gaan we op ontdekking en zoeken we antwoorden op onder andere de volgende vragen:
Gastheer: Arie Duindam - Kadaster
Sprekers:
Lennert Luik - KOOP
Cara Dekker – Kadaster
Django Blok – Kadaster
Vincent van Dijk – Rijkswaterstaat
In deze masterclass worden handreikingen gedaan bij het maken van een Omgevingsplan. De keuzemogelijkheden zijn groot, maar hoe kun je op pragmatische wijze vorm en inhoud geven aan het Omgevingsplan. Niet alleen juridisch-inhoudelijke aspecten spelen een rol, maar ook informatiekundige eisen hebben invloed op de wijze waarop een plan tot stand komt. Welke keuzes kom je hierin tegen? Aan de hand van een specifieke casus word je in 3 uur meegenomen in alle stappen die van belang zijn bij het opstellen van het Omgevingsplan. De volgende onderdelen worden behandeld:
Gastheer: Eric Lubberink – Geodan
Sprekers:
Meryem Tas – Wissing B.V.
Fokke Plantinga – Rho adviseurs
Ruben Zijlmans - Flo Legal
In deze sessie worden aan een expert op het gebied van Toepasbare regels vragen gesteld. We gaan hierbij dieper in op vragen zoals ‘Wat moet ik als gemeente minimaal doen voor inwerkingtreding van de Omgevingswet’ of ‘Wat moet ik doen met de toepasbare regels van de Bruidsschat’. Zijn er specifieke vragen die u graag beantwoord ziet tijdens deze sessie, mail deze dan naar
congres@provero.nl, onder vermelding van ‘workshop toepasbare regels Provero Congres. We zullen proberen deze vraag dan mee te nemen in de workshop.
Joey Kortram – DSO expert bij BZK
Gemeenten bereiden zich voor op het omgevingsplan en op de omvorming van het omgevingsplan van rechtswege naar een omgevingsplan dat voldoet aan de eisen van de Omgevingswet. Net als andere gemeenten werkt ook de gemeente De Fryske Marren hieraan. De gemeente heeft een aanpak voor de overgangsfase opgesteld en oefent met het maken van het omgevingsplan. Tijdens deze sessie worden de ervaringen en tips gedeeld.
Piet Loonstra – Gemeente
De Fryske Marren
Jos Dolstra – VVM
Door de knip krijgen we voor het bouwen van een bouwwerk te maken met een technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit. In dit webinar gaat Wico Ankersmit in op de onderdelen van de knip die in het Omgevingsplan komen zoals de bouwvoorschriften, gebruiksregels, welstandstoets en de bescherming van gemeentelijke monumenten. Maar ook wordt gekeken naar het door de gemeente zelf inrichten van de vergunningvrije ruimte voor bijbehorende bouwwerken en andere bouwactiviteiten die via de bruidsschat in het Omgevingsplan komen. Hierbij wordt ook ingegaan op hoe gemeenten via het DSO hun eigen regels in het DSO in de vorm van “regels op de kaart” moeten gaan inrichten.
Wico Ankersmit – Vereniging Bouw-
en Woningtoezicht
Nederland
De VNG faciliteerde in maart en april de werkplaats DSO keten, een manier om te onderzoeken hoe een gemeente de DSO-keten werkend krijgt, in samenwerking met hun (software)leveranciers. De VNG verzorgt in deze sessie een presentatie over de resultaten en de opgedane ervaringen van een aantal van deze werkplaatsen.
Leo van der Vlist – VNG
Tijdens dit uur neem ik u mee in hoe om te gaan met de onderstaande punten:
Lennert Luik – KOOP
Anders dan traditionele bestemmingsplannen biedt een omgevingsplan een ruim kader voor ontwikkelingen. Het legt niet de huidige werkelijkheid vast maar de maximale gebruiks- en bouwmogelijkheden die aanvaardbaar zijn. De fysieke werkelijkheid is dynamisch, zowel op het gebied van bebouwing, functies als milieukwaliteit. Dit vraagt om monitoring van de werkelijkheid zodat continu inzicht is in de actuele situatie. Bijvoorbeeld om omgevingswaarden uit het omgevingsplan te bewaken, om inzicht te bieden in de ontwikkelruimte die nog aanwezig is of om bij te houden of de juridische maximale situatie niet wordt overschreden. Een register is een goed middel voor deze (digitale) monitoring, bijvoorbeeld een ‘register woningbouw’, een ‘register beschermde bomen’ of een ‘register aantal horecavestigingen’.
In deze sessie wordt aan de hand van twee voorbeelden inzicht gegeven hoe je concreet via een register de digitale monitoring vorm geeft en openbaar maakt.
Jacobien Bakker –
Gemeente Den Haag
Wat is een Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit en hoe gaat dat in zijn werk? Binnen de omgevingswet kunnen in feite 3 soorten omgevingsplanactiviteiten worden onderscheiden, maar binnen deze workshop gaan we het met name hebben over het buitenbeentje binnen de Omgevingswet: de buitenplanse OPA.
De procedure
De procedure is enigszins vergelijkbaar met de buitenplanse afwijking onder de Wabo, maar kruimelen is er niet meer bij?
Aanpassen omgevingsplan
Een buitenplanse OPA moet binnen 5 jaar in het Omgevingsplan worden verwerkt. Maar wat nu als de destijds vergunde activiteit toch niet in het Omgevingsplan kan worden verwerkt!? En is er dan opnieuw beroep mogelijk? En:
Bert Rademakers –
Ministerie van BZK
Men zal eraan moeten wennen dat er vanuit één totaalplan gewerkt zal gaan worden. De samenwerking met o.a. adviesbureaus zal veranderen. Welke gedachten hebben adviesbureaus en softwareleveranciers bij het samen werken aan een plan? Alle bedrijven en organisaties die Provero helpen bij het mogelijk maken van dit jaarcongres, krijgen de mogelijkheid hun visie, gedachten en oplossingen ten toon te stellen aan het samenwerken aan het ene Omgevingsplan.
Partners Provero
Binnen het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) kennen we inmiddels een flink aantal Omgevingsdocumenten met ieder zijn specifieke kenmerken en regels. Tijdens dit uur krijgt u aan de hand van een aantal casussen te zien hoe u zich eenvoudig kunt oriënteren in de hoeveelheid aan regels. Denk hierbij aan regels uit zowel een Waterschapsverordening, een Omgevingsplan, een Omgevingsverordening, Voorbereidingsbesluit: overzichtelijk op één scherm raadpleegbaar. Daarbij zijn bovendien de bijbehorende informatie-objecten, annotaties en verbeeldingen eenvoudig te bekijken. Een interactieve demo waarin u:
Cara Dekker – Kadaster
Django Blok - Kadaster
Het programma Aan de slag met de Omgevingswet (ADS) helpt gemeenten, provincies, waterschappen en rijkpartijen bij hun voorbereidingen op de Omgevingswet. Een pittig, maar wel heel mooi proces, vinden programmadirecteur Cathelijn Peters en implementatiemanager Joyce de Jong van AdS. Want al het harde werk wordt uiteindelijk beloond. “Met de Omgevingswet gaan we de dienstverlening aan inwoners en bedrijven verbeteren.”
ADS is een samenwerkingsverband van gemeenten (VNG), provincies (IPO), waterschappen (Unie van Waterschappen) en het Rijk. Het programma ondersteunt 352 gemeenten, 12 provincies, 21 waterschappen, 8 departementen en verschillende uitvoeringsorganisaties bij de invoering van de Omgevingswet: de wet die alle huidige wetten en regels voor de leefomgeving bundelt en moderniseert.
Programmadirecteur Peters heeft er alle vertrouwen in dat de Omgevingswet ons land veel gaat opleveren. “We werken stap voor stap naar iets heel moois toe. Maar we moeten nu eerst samen de laatste stappen naar de einstreep gaan zetten om een goede start te maken.” De Jong: “We begrijpen dat de Omgevingswet het zoveelste punt op de drukke agenda is en blijft van alle overheden in Nederland. Daarom proberen we zo goed mogelijk te ondersteunen.”
De belangrijkste stap bij de implementatie van de nieuwe wet is de aansluiting op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De Jong: “We kunnen onderwerpen die onder de leefomgeving vallen tegenwoordig niet meer los van elkaar zien. Met de Omgevingswet gaan we deze onderwerpen dan
ook integraal bekijken en aanpakken. Hier speelt het DSO een belangrijke ondersteunende rol in.”
Het DSO is het stelsel van het Omgevingsloket: het verbindt alle achterliggende systemen en de lokale systemen van overheden met elkaar. Het resultaat: één digitaal Omgevingsloket voor de fysieke leefomgeving, waar initiatiefnemers en betrokkenen snel kunnen zien wat er kan en mag bij hun leefomgeving.
De Jong: “Het platform biedt gemeenten, waterschappen, provincies, omgevingsdiensten en rijkspartijen de digitale mogelijkheden om samen vergunningsaanvragen te behandelen. Ze kunnen bijvoorbeeld samenwerken in een dossier om tot een gezamenlijk besluit te komen. Maar ook burgers maken gebruik van het DSO: het is het stelsel onder het digitale Omgevingsloket. Overheidsinstanties moeten via het loket duidelijk aangeven welke regelgeving in elke regio van toepassing is. Zo krijgen burgers een overzicht van de regelgeving van alle overheden in een bepaald gebied. En kunnen ze precies zien wat voor hen van toepassing is bij welke aanvraag om een vergunning.”
Aan de implementatie wordt momenteel onverminderd hard gewerkt in het land. ADS ondersteunt op allerlei manieren, bijvoorbeeld met webinars en spreekuren van experts. De Jong: “Inmiddels lopen er door het hele land oefenprojecten. Ik zie gemeenten die gewoon beginnen met iets kleins en relevants in hun omgeving. Zo werkt de ene regio bijvoorbeeld aan het uitwerken van juridische zaken rondom ‘short-stay’-huisvesting, terwijl ze in andere regio’s bezig zijn met regelgeving rondom paasvuren. De feedback die we van deze projecten ontvangen koppelen we terug aan de ontwikkelaars. Zij kunnen het systeem vervolgens weer verbeteren. Op deze manier werken we samen aan de implementatie van de wet.”
Peters: “We moeten ervoor zorgen dat we met elkaar klaar zijn voor de start van de Omgevingswet. Daarom zijn en blijven we druk bezig met testen. Dat is belangrijk, want tijdens het testen zien we of wat er op de tekentafel is gebouwd ook in het echt werkt. Daarnaast zijn overheden aan het oefenen. Dat is belangrijk, want oefenen is noodzakelijk om in de praktijk te zien wat er nog handiger en slimmer kan.”
Peters en De Jong willen nog eens benadrukken dat niet alles helemaal klaar hoeft te zijn als de Omgevingswet ingaat. De Jong: “Als de gebiedsontwikkeling en woningbouw maar door kan gaan. Het is dus wel belangrijk dat we vergunningen en complexere aanvragen kunnen behandelen bij de start van de wet. Ook moet de juridische kant van het verhaal klaar zijn.” Peters: “Je moet de inwerkingtreding van de wet niet als een eindpunt zien, maar daarom juist als start. We gaan
dan echt beginnen in de praktijk en gaan het vandaaruit nog beter maken!”
De belangrijkste tip die beiden willen meegeven: begin gewoon! De Jong: “Als je eenmaal begint, rol je er vanzelf in en ga je het begrijpen. Dat geeft energie. En voor wie dit spannend vindt: bekijk eens de verschillende websites en hulpmiddelen die we hebben ontwikkeld. Zoals de Route 2022, een ontzettend handige tool – een roadmap – die houvast en inspiratie biedt voor alles wat je moet regelen.”
Peters: “Als we de komende tijd schouder aan schouder stappen blijven zetten weet ik zeker dat we naar een nieuwe manier van dienstverlening toewerken. Met de Omgevingswet gaan we de leefomgeving integraal inrichten, met inzet van participatie door betrokkenheid van inwoners en ondernemers. Maar dat moeten we vooral samen gaan doen. Dat is soms pittig, het is vooral een heel mooi proces waarin we samen als overheden optrekken in een nieuwe manier van werken!”
Gemeenten maken zich op voor een nieuwe grote opgave: het ontwikkelen van een omgevingsplan, een van de kerninstrumenten van de Omgevingswet. Op het Provero Congres is Erik Lubberink van Geodan gastheer tijdens een masterclass, waarin hij samen met een aantal professionals het proces van het maken van een omgevingsplan belicht. In dit artikel vertelt hij over de belangrijkste stappen die gemeenten daarvoor moeten zetten.
‘Om maar meteen met de deur in huis te vallen: het omgevingsplan is niet zomaar een product dat je als gemeente moet opleveren,’ zegt Erik. ‘Het vergt een hele nieuwe manier van denken en werken. In het omgevingsplan hangt alles met elkaar samen: dat vraagt dus om een integrale benadering. Het gaat om niets minder dan een cultuuromslag. Vergis je dus niet: als gemeente sta je voor een enorme opgave.’
Erik Lubberink (Geodan) heeft een brede werkervaring bij de lokale en regionale overheid. Hij is al een aantal jaren betrokken bij het DSO in diverse rollen, onder meer als informatieanalist en product owner bij de ontwikkeling van de standaard voor omgevingsdocumenten. In opdracht van een consortium van stedenbouwkundige en ingenieursbureaus gaf hij in 2020 leiding aan een praktijkproef waarin stap voor stap een omgevingsplan werd ontwikkeld.
Allereerst is het goed om een team samen te stellen waarin alle organisatieonderdelen vertegenwoordigd zijn die betrokken zijn bij het omgevingsplan. Erik: ‘Beleidsmakers, juristen, geo-deskundigen en ICT’ers: daar denk je al snel aan. Maar vergeet ook niet de mensen die zich bezighouden met vergunningverlening, monitoring, gemeentelijke dienst-verlening en (informatie)beheer. Keuzes die je aan de voorkant maakt, hebben consequenties aan de achterkant. Betrek de mensen van uitvoering en beheer daarom bewust bij de visie- en planvorming. Zij moeten meedenken over de uitvoerbaar-heid en beheerbaarheid van de plannen.’ (Zie ook kader 2.)
Idealiter wordt dit multidisciplinaire team ingebed in een breder programma voor de introductie van de Omgevingswet binnen de gemeente. Een of meer organisatiedeskundigen/procesmanagers begeleiden de veranderingen in organisatie, werkwijze en cultuur. Daarnaast zorgen ze voor draagvlak en medewerking: het vrijmaken van mensen, middelen en tijd.
Ga samen aan de slag om de gemeentelijke visie te ontwikkelen. ‘Het is essentieel om goed na te denken over wat je wilt als organisatie. Wat zijn je beleidsdoelen? Wat is je sturingsfilosofie: wil je alles op de vierkante millimeter vastleggen, of laat je veel vrij? Hoe wil je het plan straks beheren? En ook belangrijk: wat zijn je dienstverleningsdoelen? Want we doen dit natuurlijk voor de burger. Die moet aan het einde van de rit gemakkelijk een vergunning kunnen aanvragen. Dat dienstverlenende doel moet je altijd voor ogen houden.’
Het grootste gevaar in deze fase is: het onderschatten van de opdracht. ‘Ik zeg steeds: deze opgave is groter dan de invoering en implementatie van de Wmo. En het is niet het enige wat er op het bordje van gemeenten ligt. Ook andere grote veranderingen vragen om aandacht, en inzet van de toch al beperkte capaciteit en middelen: de woningbouwopgave, de energietransitie, klimaatadaptatie, maar ook de coronacrisis en de gevolgen daarvan. De veranderingen door de Omgevingswet vragen desondanks om een stevige aanpak, met steun en vertrouwen van bestuurders en ambtelijke top.
Het gaat dan niet alleen om het omgevingsplan, maar ook over (de samenhang met) andere instrumenten die je als gemeente in handen hebt, zoals de omgevingsvisie, programma’s, projectbesluiten, vergunningverlening en subsidies.’
Denk goed na over de structuur van je omgevingsplan. ‘Het stelsel van de Omgevingswet biedt veel keuzevrijheid. Je kunt het plan opbouwen op basis van activiteiten, gebieden of thema’s – of een combinatie daarvan. Wat je ook kiest, het is goed om je te realiseren dat je plan er over 10 jaar nog steeds moet staan. Ook al zit er dan weer een hele andere gemeenteraad, met andere ambities en andere beleidspunten.
Je omgevingsplan moet die veranderende omstandigheden allemaal aankunnen. Maak je opzet dus robuust en beheerbaar.’
‘Je begint altijd vanuit de inhoud. Wat is je beleid? Wat is je sturingsfilosofie? Welke doelen liggen er vanuit de omgevingsvisie? Vanuit gemeentebestuur en politiek? Vanuit bestaande programma’s? Let er ook op dat lopende projecten en projectbesluiten erin moeten passen. Dat alleen al vergt een enorme coördinatie.’
Is uitbesteden aan een stedenbouwkundig bureau een optie? ‘Natuurlijk is het slim om hiervoor hulp van buitenaf in te roepen. Experts brengen relevante kennis en ervaring mee. Maar vergeet niet: als gemeente blijf je zelf verantwoordelijk voor je eigen omgevingsplan en manier waarop het in elkaar zit. Neem daar als gemeente dus zelf de regie in.’
‘Daarnaast moet je in de opbouw van je omgevingsplan rekening houden met de vereisten vanuit het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) om het plan te kunnen publiceren en digitaal te raadplegen. Dit stelt ook eisen aan de informatiehuishouding binnen je eigen organisatie. Hou daarbij in je achterhoofd dat de ICT ondersteunend is bij het maken van het plan. Het moet je helpen bij het maken van je plan en de daarin opgenomen doelen en regels. Kijk bij het ontwikkelen van de nodige informatievoorzieningen vooral naar de samenhang met de ICT-voorzieningen die er al zijn binnen je organisatie.’
‘Tot slot: het omgevingsplan moet beheerbaar blijven. Laat de mensen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de objecten en de ‘bibliotheek’ vanaf het begin meepraten. En wijs op tijd een beheerder aan die het overzicht houdt op regels en locaties, en op de wijzigingen en de samenhang.’
Het omgevingsplan bestaat uit juridische regels. Die regels moeten worden opgesteld volgens de afspraken die vastgelegd zijn in de STOP TPOD-standaard (zie kader 3). Deze standaard bepaalt hoe je als gemeente je omgevingsplan digitaal moet opstellen. Zo kan het omgevingsplan worden gepubliceerd via de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaarstellen (LVBB).
Omgevingswetbesluiten moeten technisch op een uniforme manier worden opgesteld. De afspraken daarover zijn vastgelegd in de Standaard voor officiële publicaties (STOP). Voor de verschillende omgevingsdocumenten – zoals het omgevingsplan – gelden specifieke afspraken die vastliggen in Toepassingsprofielen (TPOD’s).
‘Om die gemeentelijke regels voor burgers en bedrijven vindbaar en doorzoekbaar te maken, kun je er labels of kenmerken aan hangen. Bijvoorbeeld: ‘bouwen, ‘kappen’ of ‘plaatsen dakkapel’. Het toevoegen van dat soort labels heet annoteren. Dat doe je dus om de gemeentelijke dienstverlening voor burgers en bedrijven te verbeteren.’
Met een speciale annotatie definieer je het werkingsgebied van de juridische regel. ‘Elke juridische regel heeft een bepaald gebied waarin de regel geldt. Dat kan de hele gemeente zijn, maar ook een specifiek deelgebied binnen de gemeente. Dat werkingsgebied moet je – verplicht!¬ – als digitale locatie specificeren bij elke juridische regel.'
Het formuleren en het annoteren van juridische regels gaat hand in hand. ‘Wacht niet met annoteren totdat de juridische regels in beton gegoten zijn. Als je gaat annoteren, kun je erachter komen dat het nodig is om de juridische regel net even iets anders te formuleren. Juridische regels formuleren en annoteren gaat dus samen op.’
‘De juridische regels zijn de basiselementen van het omgevingsplan. Maar een burger die een dakkapel wil plaatsen, heeft een heel ander perspectief. Die wil alleen maar weten: moet ik een vergunning aanvragen voor mijn activiteit op deze plek? Om die vraag te beantwoorden, stelt het Omgevingsloket een aantal vragen: Wat gaat u op deze plek doen? U wilt een dakkapel plaatsen? Hoe groot wordt de dakkapel? Op hoeveel centimeter van de dakrand? Alle details van de activiteit worden uitgevraagd met behulp van vragenbomen. En daar rolt dan uiteindelijk een conclusie uit: Ja, u hebt een vergunning nodig. Of: Nee, u hoeft geen vergunning aan te vragen.’
‘Die vragenbomen moet je als gemeente zelf maken. En dat is precies wat er bedoeld wordt met het maken van ‘toepasbare regels’. Dat is een hele klus. Bovendien is dit een hele nieuwe tak van sport voor gemeenten. Je moet daarvoor speciale software aanschaffen die verschillende softwareleveranciers op de markt brengen.’
Door: Marèse Peters, Tekstbureau Streep
(www.tekstbureaustreep.nl)
‘En wat voor annoteren geldt, geldt ook voor toepasbare regels: soms moet je je juridische regels aanpassen als je met de toepasbare regels bezig bent. Dan kom je er bijvoorbeeld achter dat je een juridische regel toch beter kunt formuleren in twee aparte regels. Denk dus al aan de voorkant na over dit soort dingen. Wat is je doel, en wat is je ambitie als het gaat om de dienstverlening aan burgers en bedrijven? Als je dat helder hebt, wordt deze stap in het proces alweer iets eenvoudiger.’
Het Omgevingsloket is de digitale plek waar burgers en bedrijven kunnen opzoeken welke regels er gelden op de plek waar zij iets willen. De viewer ‘Regels op de Kaart’ geeft dit weer in een standaard verbeelding. Daarmee wordt de inhoud van plannen en besluiten op een eenduidige en herkenbare manier gepresenteerd.
‘Wil je daarnaast als gemeente iets extra’s bieden? Bijvoorbeeld specifieke gemeentelijke informatie over een bepaalde locatie of speciaal thema? Dan kun je ervoor kiezen om die informatie aan te bieden op je eigen website, in een eigen viewer. Je legt dan als het ware een gemeentelijke schil om de standaardinformatie heen. Ik denk dat veel gemeenten kiezen voor themaloketten om specifieke informatie – over bijvoorbeeld natuur, evenementen of industriegebieden – in hun eigen online omgeving te presenteren.’
‘Ook hier geldt dat de ambitie voor de dienstverlening aan de burgers en bedrijven uit je gemeente bepalend is. Daarbij is de informatiebehoefte en gebruikerservaring van de burger heel belangrijk. Dat betekent dat je aan de voorkant ook communicatiemedewerkers moet meenemen die daarover kunnen meedenken.’
‘Het maken van een omgevingsplan is een proces van jaren. Zie het niet als een project, maar als een programma. Het vraagt om een sterke programmamanager en een dedicated multidisciplinair team met een lange adem. Je moet er structureel mensen, tijd en geld voor vrijmaken, anders lukt het niet. En je hebt draagvlak nodig: zowel van de organisatie als van het gemeentebestuur. Vlieg het aan als een verandertraject, want dat is het. En breng de lessen van de Wmo in de praktijk: begin op tijd, steek het breed in en verzeker je van de steun van je bestuur en ambtelijke top. Alleen zo kan het maken van het omgevingsplan een succes worden.’
Door Jos Dolstra
Gemeenten bereiden zich voor op het omgevingsplan en op de omvorming van het omgevingsplan van rechtswege naar een omgevingsplan dat voldoet aan de eisen van de Omgevingswet.
Het omgevingsplan is één van de kerninstrumenten van de Omgevingswet. In het omgevingsplan komen de gemeentelijke regels voor het omgevingsplan, zoals deze nu te vinden zijn in bestemmingsplannen, andere ruimtelijke plannen en gemeentelijke verordeningen samen. Hoewel vaak de vergelijking met het bestemmingsplan wordt gemaakt is het omgevingsplan een nieuw instrument en geen bestemmingsplan 2.0.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan al een aantal zaken voorbereid worden. Zo kan het verstandig zijn het huidig instrumentarium kritisch tegen het licht te houden en te bepalen of de vigerende bestemmingsplannen inhoudelijk up to date zijn, er geen overbodige informatie meer op ruimtelijkeplannen.nl staat en of er geen verouderde bestemmingsplannen meer zijn. Ook is het verstandig in aanloop naar inwerkingtreding van de wet te oriënteren op de bruidsschat en te oefenen met het opstellen van het omgevingsplan.
Om op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt de wet ook daadwerkelijk uit te kunnen voeren, moet een gemeente een aantal zaken minimaal regelen. Deze zijn door de VNG samengebracht in een document “Minimale acties Omgevingswet voor gemeenten”. Het gaat dan om juridische eisen, maar ook om bedrijfsmatige eisen. Deze bedrijfsmatige eisen zijn geen juridische verplichting, maar vanuit bedrijfsmatig oogpunt noodzakelijk. Tenslotte is in de minimale eisen een aantal adviezen opgenomen. Deze zijn niet perse verplicht bij inwerkingtreding, maar wel noodzakelijk om op termijn de doelen van de Omgevingswet te bereiken.
Voor het omgevingsplan gaat het om de volgende eisen:
Vanaf het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet moet de gemeente een omgevingsplan (dat op die datum van rechtswege ontstaat) kunnen wijzigen conform de eisen van de Omgevingswet. Bij het maken van een omgevingsplan nieuwe stijl krijgen gemeenten bovendien te maken met een aantal beleidsvernieuwingen rond met name geluid. Zo zullen de huidige geluidproductieplafonds van (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen in omgevingswaarden in het omgevingsplan moeten worden opgenomen en zijn de rekenregels aangepast. Ook de systematiek voor externe veiligheid verandert: in het nieuwe omgevingsplan komen zogenaamde aandachtsgebieden.
Met
de inwerkingtreding van de
Omgevingswet decentraliseert het Rijk
de regelgevende bevoegdheid voor een aantal
onderwerpen naar gemeenten en waterschappen. Deze
bruidsschat maakt deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan zoals dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet ontstaat. Het gaat in de bruidsschat om regels die vooral een lokaal effect hebben (bijvoorbeeld geluid). Een gemeente kan de regels dus aanpassen aan de lokale situatie. Denk bijvoorbeeld aan een uitgaansgebied waar de standaardregels niet goed passen bij de situatie. Komt een activiteit niet in een gemeente voor dan kunnen regels geschrapt worden. Een vangnet opnemen in de vorm van een specifieke zorgplicht is dan wel aan te bevelen.
Belangrijke aandachtspunten voor de bruidsschat zijn:
De onderwerpen die in de bruidsschat geregeld zijn, betreffen
onderwerpen met lokale effecten. Over de wijze van reguleren
kunnen daarom beter lokaal de keuzes gemaakt worden.
Of het prioriteit heeft om delen van de bruidsschat om te zetten naar het omgevingsplan hangt af van verschillende factoren. Als er een vraagstuk speelt waar aanpassing van de huidige regel een oplossing vormt dan is het een goede optie om de aanpassing direct na inwerkingtreden van de wet op te pakken.
Geadviseerd wordt om voor de Omgevingswet in werking treedt keuzes te maken over de uitgangspunten, structuur en insteek van het nieuwe omgevingsplan. Daarbij is verstandig ook te kijken in welke stappen en in welk tempo het nieuwe omgevingsplan wordt opgesteld. De gemeente heeft tot 1-1-2029 de tijd om het tijdelijke omgevingsplan om te vormen tot een omgevingsplan dat voldoet aan de eisen en doelen van de Omgevingswet. Dit proces zal meestal tenminste een aantal jaren in beslag nemen. Uiteraard mag dit proces ook al voor 2029 afgerond zijn. Daarom is het verstandig vooraf te oriënteren en voor te bereiden. Relevant hierbij is dat gedurende de overgangsperiode het oude regime (tijdelijk omgevingsplan) en nieuwe regime (nieuw omgevingsplan) naast elkaar bestaan, hetgeen de organisatie belast.
Op het moment van het schrijven van deze bijdrage is het nog erg onrustig over de mogelijke inwerkingtreding van de Omgevingswet. IPO, BNG, Waterschappen, Rijk en de Eerste Kamer zijn aan zet. Zij geven binnenkort aan hoe het verder gaat. Hierbij komen ook de zogeheten Tijdelijke Alternatieve Maatregelen Omgevingswet om de hoek kijken. Hopelijk zijn er als u dit leest de nodige besluiten genomen en is er wat betreft de inwerkingtreding van de Omgevingswet rust aan het front. Dan weten we waar we aan toe zijn.
Wat de besluiten ook mogen zijn, het is jammer dat de laatste fase van de implementatie van de Omgevingswet zo gelopen is. Een complexe, vernieuwende, uitdagende en ingrijpende wet als de Omgevingswet verdient een betere en meer stabiele afronding van de voorbereiding. Over de inwerkingtreding waren de nodige goede afspraken gemaakt. De afgelopen tijd lijkt het er echter op dat we deze afspraken vergeten zijn en dat de geplande datum van het inwerkingtreden van de Omgevingswet een doel op zich is. Dit is het echter niet. Het belangrijkste is dat we op een verantwoorde wijze met de wet kunnen werken en dat de instrumenten daadwerkelijk gemaakt kunnen worden conform de Omgevingswet en de uitvoeringsregelingen. Tijdelijke Alternatieve Maatregelen horen hier niet bij. Dat is niet iets wat we wilden, willen en wat afgesproken was. De Tijdelijke Alternatieve Maatregelen zijn enkel nodig om de datum van 1 januari 2022 te halen. Niet om de Omgevingswet op een goede of betere manier te kunnen uitvoeren of de praktijk een steuntje in de rug te geven. Ook niet om de dienstverlening te verbeteren. Het hanteren van een oud systeem en een nieuw systeem naast elkaar kennen we nog uit de in 2008 in werking getreden herziening van de Wet ruimtelijke ordening. Er kon gedurende twee jaren analoog en digitaal worden gewerkt. Dat is toen niet zo goed bevallen. Tussenmaatregelen als deze wilden we niet weer. Als u dit leest, weet u of dat toch het geval is. Zo ja, dan is dat jammer, maar veranderen doen we het niet meer.
Alle overheden hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan de implementatie van de Omgevingswet. Er is veel bereikt. Op 1 januari 2022 kunnen we veel. Er zullen ongetwijfeld nog de nodige
hobbels moeten worden genomen, maar in het algemeen liggen we aardig op koers. Dit blijkt ook uit de laatste Voortgangsnota. Knelpunten zitten er met name nog bij de digitalisering. Het maken van omgevingsvisies zal de verschillende overheden zeker lukken. Beleid maken is ook niet iets nieuws. Dit doen we al jaren. Het verlenen van omgevingsvergunningen zal ook wel loslopen. Tot op heden hebben we altijd vergunningen kunnen verlenen. Straks zal dat ook wel lukken. Na 1 januari 2022 zullen er ongetwijfeld besluiten kunnen worden genomen, al dan niet aan de hand van een omgevingstafel of andere werkwijzen. In het begin wellicht niet binnen de gestelde termijnen en volledig in overeenstemming met alle uitvoeringsregels van het rijk, maar dat lost zich praktisch of formeel wel op. Idem wat betreft de vraagstukken rondom participatie. Hier kunnen we ook op een voldoende wijze invulling aan geven.
Mijn zorg zit meer bij het omgevingsplan. Het betreft hier een formeel plan op basis waarvan omgevingsplanactiviteiten als bouwen, slopen, aanleggen, kappen en uitvoeren van een bedrijf direct zijn toegestaan, of kunnen worden uitgevoerd na een melding of het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het omgevingsplan is één van de belangrijkste instrumenten van de Omgevingswet. De afgelopen jaren hebben we positief met elkaar gesproken over het omgevingsplan in de hoop en de verwachting dat het omgevingsplan een goed maakbaar en uitvoerbaar plan zou zijn. Nu we er daadwerkelijk mee aan de slag zijn, blijkt dit helaas toch wat ingewikkelder te liggen. Het opstellen van de regels van een omgevingsplan is niet eenvoudig. Naast de brede reikwijdte en de mogelijke regeltypen heeft dit te
maken met het feit dat niemand een volledig beeld heeft hoe een omgevingsplan er uit ziet. Het eindplaatje ontbreekt. Gemeenten kunnen vele keuzes maken ten aanzien van de structuur, de regels en de inhoud. Dit nog niet duidelijke beeld van een omgevingsplan staat in schril contrast met de duidelijkheid van het instrument bestemmingsplan. Ruim vijfenvijftig jaren werken met het bestemmingsplan en de laatste jaren met de aanwezigheid van concrete standaarden hebben ertoe geleid dat we exact weten hoe een bestemmingsplan in elkaar zit, hoe dit is opgebouwd en welke regels kunnen worden opgenomen. Bij het omgevingsplan is dit alles niet het geval. Dit is nog een soort blackbox. Voorbeelden in de vorm van staalkaarten kunnen de onduidelijkheid niet voldoende weg-nemen. Elke gemeente en adviesbureau dat omgevingsplannen wil gaan maken is momenteel aan het bezien hoe van het tijdelijke tot het echte omgevingsplan kan worden gekomen en hoe dit plan er komt uit te zien. Keuzes, tijdsplanningen, indelingen, opzetten van regels en werkwijzen verschillen. De Crisis- en herstelplannen bieden helaas weinig houvast en lijken alweer te zijn vergeten. De tijden van voor de digitalisering van de Wet ruimtelijke ordening herleven. Iedere gemeente maakt eigen keuzes. Voldoende standaarden ontbreken. Dit is jammer. Wat meer landelijke houvast zou het proces van het maken van omgevingsplannen ondersteunen en vergemakkelijken. Veel gemeenten weten momenteel nog niet hoe ze tot het gemeente dekkende omgevingsplan komen, wat de opzet daarvan is en hoe tot de gewenste regels wordt gekomen. Dit geldt ook voor het wijzigen van het tijdelijke omgevingsplan voor een ruimtelijke activiteit die hiermee in strijd is. Om deze reden zullen er waarschijnlijk volgend jaar eerst veel afwijkingsprocedures worden gevolgd.
Op zich is het vorenstaande niet onoverkomelijk. We hebben nog ruim een half jaar om de nodige stappen te zetten. Probleem is echter dat bij veel gemeenten de tijd daarvoor ontbreekt. Het huidige werk en de nog op de huidige wetgeving gebaseerde procedures nemen deze tijd in beslag. Tijd voor een goede
verdieping en uitrol van het omgevingsplan is er helaas bij veel gemeenten niet. Het omgevingsplan hangt als een donkere wolk boven hen.
Dit is jammer en baart zorgen. Er liggen de komende jaren immers een groot aantal complexe maatschappelijke opgaven op de plank die een regeling moeten krijgen in het omgevingsplan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de woningbouw, de energietransitie, de klimaatadaptatie en de verduurzaming. Allemaal onderwerpen waarvan we nog niet weten hoe deze, met inachtneming van de uitvoerings-regelingen van het rijk en van de omgevingsverordening van de provincie in het omgevingsplan geregeld (moeten) gaan worden. Deze opgaven vragen echter om een solide en afgewogen basis in het omgevingsplan. Op zich, maar ook met het oog op juridische procedures die als gevolg van de maatschappelijke opvattingen over deze onderwerpen ongetwijfeld zullen komen, waarbij onzeker is hoe de Raad van State in het kader van de beoordeling van een omgevingsplan omgaat met onderwerpen of regels.
Het inwerking laten treden van een wet zonder dat voldoende inzicht is in de opzet, structuur en regels van één van de belangrijkste instrumenten van de Omgevingswet moet goed worden overwogen. Het gaat niet alleen om de digi-taliseringsaspecten, maar ook om het instrument zelf. Bij deze overweging kan ook in beschouwing worden genomen dat we op 1 januari 2022 niet in een gat vallen. Er zijn dan nog steeds goede instrumenten voorhanden om de maatschappelijke opgaven te regelen. Zo slecht zijn de huidige wetgeving en het bestemmingsplan nu ook weer niet.
Wat voor besluit er ook is genomen over de invoering van de Omgevingswet, de oproep in deze bijdrage om de komende tijd aandacht te besteden aan het omgevingsplan blijft overeind. We hebben met elkaar nog een mooie, maar uitdagende weg te gaan.
Door: Jur van der Velde, oud-voorzitter Provero
Weliswaar is de invoering al een paar keer uitgesteld, maar per 1 januari 2022 wordt de nieuwe Omgevingswet – naar verwachting – nu toch echt van kracht. De wet bundelt tientallen bestaande wetten en honderden regels op het vlak van de fysieke leefomgeving en moet het ondernemers en inwoners makkelijker maken om bijvoorbeeld vergunningen aan te vragen. Voor de betrokken overheden zelf, staat deze transitie voor een omvangrijke en ingewikkelde operatie.
Voor het beproeven van het plandeel van de Omgevingswet werkt gemeente Dronten samen met advies- en ingenieursbureau Antea Group en NedGraphics, onderdeel van de Cadac Group. De pilot is inmiddels succesvol afgerond. Hierbij is geoefend met de nieuwe materie en de nieuwe software, voor het maken van een eerste stukje omgevingsplan van de gemeente Dronten.
Wat is de essentie van de Omgevingswet zoals die over een dik half jaar officieel ingevoerd wordt? Peter Keijzer, informatiestrateeg en projectleider DSO bij gemeente Dronten, hoeft niet lang na te denken over een bondige formulering. ‘Alle plannen, ideeën en ontwikkelingen in de openbare ruimte worden beoordeeld in een zo breed mogelijke samenhang. Er wordt niet alleen gekeken naar het beslag op de ruimte, maar ook op de effecten op de omgeving, de juridische aspecten, sociale consequenties, participatie van belanghebbenden, enzovoort. Een integrale benadering dus met alle verschillende wetten en regels op één plek in het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO).’
‘Precies’, valt zijn collega-projectleider juridische instrumenten Monique Vierstraete hem bij. ‘Die integrale benadering moet procedures sneller en eenvoudiger maken. Ook wordt de vergunningenprocedure standaard acht weken, terwijl deze nu in sommige gevallen nog 26 weken is.
Monique Vierstraete spreekt bewust van een ‘stelselwijziging’ in plaats van een ‘wetswijziging’. Iets waarin Johan Fuite, projectmanager Planvorming van de Antea Group zich helemaal in kan vinden. ‘Het is een mammoetoperatie waarin feitelijk een heel stelsel op de schop gaat. De Omgevingswet vermindert het aantal algemene maatregelen van bestuur van honderd naar vier. Leidend wordt de leefomgeving. Alle (bouw-)activiteiten worden beoordeeld in het kader van de leefomgeving waarbij veiligheid, gezondheid en kwaliteit de belangrijkste criteria zijn. Dat klinkt mooi, maar hoe vertaal je dat naar beleid en regels, naar jouw eigen organisatie?’
Die vraag is het sein voor Hennie Genee, manager development bij NedGraphics, om zich ook in het Teams-gesprek te mengen. ‘Inhoudelijk en in de werkprocessen moet een integratie plaatsvinden’, zegt hij, ‘maar onder de motorkap is ook sprake van een zeer ingrijpend proces. Ondersteunende applicaties voor plannen, vraagbomen en vergunningen moeten soepel met elkaar integreren in het applicatielandschap van de gemeente. Via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) moet het landelijk allemaal samenkomen in een gebruikersvriendelijk portaal voor inwoners en bedrijven. Aan de voorkant van het loket dus veel meer gebruikersgemak, met aan de achterkant een pittige uitdaging, zeker ook voor NedGraphics als softwareleverancier.’
Op initiatief van gemeente Dronten vormden de drie partijen eind vorig jaar een projectgroep om deze uitdaging aan te gaan. Aan de hand van een concreet pilotproject rond de inrichting van een bedrijventerrein in Swifterbant, werd onder begeleiding van Antea Group, geoefend met het opbouwen van een stukje omgevingsplan, volgens de nieuwe materie en met de software NedOmgeving van NedGraphics. ‘We kennen gemeente Dronten al vele jaren als opdrachtgever en als een vooruitstrevende gemeente die bereid is om te vernieuwen’, zegt Hennie Genee. ‘In vier sessies is de slag gemaakt van ‘wat wil ik regelen in dit proefgebied’ tot ‘hoe leg ik dit helder vast in de applicatie NedOmgeving. Voor alle drie de betrokken partijen zaten hier ‘lessons learned’ in. Gemeente Dronten heeft haar inzichten aangescherpt ten aanzien van haar eigen implementatie-opgave. Antea Group en NedGraphics kunnen op basis hiervan ook weer hun dienstverlening en software-oplossing verder verbeteren.’
Peter Keijzer vult aan: ‘We gaan ook met dit grote verandertraject graag verder met NedGraphics, al jaren onze partner op het gebied van geo-informatie en softwaretoepassingen. Uiteraard zijn we er nog niet, en moet er nog veel gebeuren rond onze voorbereidingen voor de Omgevingswet. Maar we hebben in deze pilot geleerd dat het mogelijk is om data en systemen te integreren. Denk aan allerlei soorten geo-informatie en ruimtelijke informatie. Die wetenschap geeft vertrouwen en rust.’
Johan Fuite sluit zich daarbij aan. ‘Bij Antea Group vertalen we de Omgevingswet naar de dagelijkse praktijk. We kijken vanuit de inhoud, vanuit het beleid naar de toepassing in de gemeentelijke
organisatie en de concrete ruimtelijke plannen voor bijvoorbeeld woningbouw of de energietransitie. En wat heb je dan nodig om als organisatie die stap te zetten in het Omgevingsplan? We hebben heel prettig samengewerkt in deze pilot en goede resultaten geboekt. Daarmee kunnen we ook van waarde zijn voor andere gemeenten.’
Monique Vierstraete heeft alvast interessante mogelijkheden gespot. ‘Ik denk dat we als gemeente sneller kunnen acteren. Normaal gesproken besteden we kleine aanpassingen van bestemmingsplannen uit. Wellicht gaan we in de nieuwe situatie hier zelf meer in doen. Dat kan ook met de geheel vernieuwde software NedOmgeving van NedGraphics. In januari willen wij ook echt startklaar zijn voor de nieuwe Omgevingswet. Wij zijn zeker optimistisch na de succesvolle pilot.’
Door: Jos Cortenraad, BC Communicatie
De invoering van de omgevingswet komt steeds dichterbij!
Voor de invoering van de wet heeft het rijk al enige tijd een bèta versie van het Omgevingsloket beschikbaar. Daarnaast hebben diverse software leveranciers producten voor het maken van planteksten en toepasbare regels in de markt gebracht. Het is allemaal nog niet volledig en gereed, maar het is alleszins werkbaar. Zo is gebleken tijdens onze werkzaamheden voor bijvoorbeeld Almelo, Noaberkracht, Oldenzaal en Venray.
De druk komt nu steeds meer bij gemeenten te liggen. Ondanks financieel zwaar weer en andere grote uitdagingen (Corona, jeugdzorg, e.d.) moeten zij zich voorbereiden op de nieuwe wetgeving. Een slimme en productieve aanpak is daarbij nodig.
Het ontwerp van het DSO is gebaseerd op ketengericht werken. Het gaat daarbij met name om de juridisch georiënteerde keten “Van plan tot publicatie” en de op eind-gebruikers gerichte keten “Van idee tot afhandeling”.
Het stelsel beoogt een nauwe samenhang tussen de landelijke voorziening (het DSO-LV) en de lokale voorzieningen. Hiervoor is een gemeenschappelijke taal ontwikkeld op basis van standaarden (TPOD/STOP, STTR, STAM). Hiermee kunnen software leveranciers van lo-kale systemen met het DSO-LV communiceren.
In de keten Van plan tot publicatie bepalen plannenmakers, planologen en juristen de regels voor wat kan en wat mag op een locatie. Het werkend maken van de ketens vergt een interbestuurlijke aanpak. Dat betekent dat waterschappen, provincies en gemeenten hun wet- en regelgeving met elkaar moeten afstemmen.
De omgevingswet vergt een nieuwe manier van denken en werken. Het uitgangspunt is nu ‘ja, mits’ terwijl dat voorheen in veel gevallen ‘nee, tenzij’ was. Het doel is meer te denken in mogelijkheden in plaats van in wettelijke bezwaren. Het idee is niet alleen te kijken naar de regels voor bijvoorbeeld bouwen of milieu, maar juist naar de gevolgen voor de fysieke leefomgeving en naar wat een project betekent voor belanghebbenden.
Bovenstaande dient allemaal samen te komen in het beoogde omgevingsplan, waarmee gemeenten beleid en regelgeving toegankelijk en bruikbaar maken voor haar burgers en bedrijven
Het maken van een omgevingsplan vergt een integrale ketenaanpak, gedragen door participatie en communicatie. We onderscheiden hier drie invalshoeken, namelijk Teksten, Kaarten en Regels. De Teksten staan voor de omgevingsvisie en de juridische regels waarin het beleid is uitgeschreven. De Kaarten staan voor de locaties waar de regels hun werking hebben. De toepasbare Regels zijn de vertaling van juridische regels naar begrijpelijke vragenbomen voor initiatiefnemers, die bovendien computer-leesbaar zijn.
Onze ervaring is dat voor het maken van een omgevingsplan voor een middel-grote gemeente al gauw zo’n 10 tot 15 personen betrokken zijn. Dit zijn naast de eerder genoemde plannenmakers, planologen en juristen ook geo-specialisten, toepasbare regelmakers, vergunningverleners, handhavers en medewerkers van het KCC. Een goede multidisciplinaire samenwerking is dan ook een vereiste.
Aanvankelijk is het handig om een start-omgevingsplan te maken. Daarbij gaat het er om dat de gemeente voor een gekozen pilotgebied alle processen doorloopt en onderwerpen behandelt om tot een basis voor een omgevingsplan te komen. De input hiervoor wordt gevormd door bestaand beleid, de bruidsschat, standaarden, casco en software producten voor het maken van de planteksten en de toepasbare regels.
Gelet op de beperkte beschikbare middelen binnen de gemeente is het van belang om productief te werken. Het rijk helpt hiermee door bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van top-activiteiten en de bruidsschat. Door hier als gemeente goed gebruik van te maken is een groot deel van de voorbereiding op
de inwerkingtreding van de wet al gedaan. Wat nog moet gebeuren is een eigen omgevingsplan maken. Daarin kunnen de aangereikte Teksten, Kaarten en Regels aangepast en uitgebreid worden, afhankelijk van de specifieke lokale situatie.
Daarnaast biedt het DSO-LV goede mogelijkheden om Teksten, Kaarten en Regels van andere gemeenten te hergebruiken. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld toepasbare regels van een andere gemeente uit het DSO-LV opgehaald worden. Na enkele aanpassingen kunnen ze onder de functionele structuur van de eigen gemeente weer weggeschreven worden.
Tenslotte kunnen gedeelde ervaringen uit zogenaamde werkplaatsen gebruikt worden
om vraagstukken in de eigen aanpak te kunnen oplossen. In deze werkplaatsen wordt de hele keten van Visie tot en met VTH doorlopen en er worden in de praktijk voorkomende knelpunten opgelost. Hierbij zijn zowel software leveranciers als dienstverleners betrokken.
Het resultaat is een grootschalige, maar goed georganiseerde en gestructureerde aanpak met veel steun vanuit de overheid. Zowel voor gebruik als voor hergebruik van informatie en van ervaringen. Dit is de basis voor de nodige productiviteit om de omgevingswet binnen enkele jaren en tegen aannemelijke kosten te implementeren. Productiviteit is een maat voor de effectiviteit en de efficiency waarin gewerkt wordt en kan in deze context gelezen worden als “De juiste dingen doen, in de juiste volgorde en in één keer goed”. Een integrale ketenaanpak is hiervoor dé basis!
GemeenteDSO is een samenwerkingsverband van Royal HaskoningDHV, IDgis en Regel-Service.
Dit artikel is geen neutrale beschrijving van de werking van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Ik schrijf dit voor de leden van Provero. Dat zijn dus met name professionals die momenteel werkzaam zijn in de ruimtelijke ordening en die nu de Omgevingswet met het DSO op zich af zien komen.
Het DSO is een samenstelling van verschillende “landschappen”. In zo’n beetje alle introducties van het DSO wordt het stelsel neergezet in elk geval als vervanging van het huidige Omgevingsloket online (OLO), de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) en Ruimtelijkeplannen.nl. Ik heb er nog een landschap bij: de officiële publicaties van de overheden samen met de Wetten- en regelingenbanken op overheid.nl. De integratie met dit landschap verloopt via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB), een nieuwe voorziening die onder de vleugels van het DSO is gebouwd en die zorgt voor de publicatie van besluiten naar de bestaande publicatie “bladen” (zoals Staatscourant en Gemeenteblad), de consolidatie naar regelingen in de wetten- en regelingenbanken en de verdere toeleiding naar het DSO.
Voor de planvorming en de huidige (professionele) gebruikers van de IMRO Standaarden en Ruimtelijkeplannen.nl is een fundamenteel begrip van de LVBB en de aansluiting op het DSO essentieel. Daarom ga ik hier nu wat dieper op in. Bij de start van het denken over een DSO als middel om de doelen van de Omgevingswet te ondersteunen, is al vroeg onderkend dat met de verdere integratie tussen de verschillende beleidsdomeinen in de fysieke leefomgeving ook een integratie tussen “plan” en “bekendmaking” nodig zou zijn. De publicatie van bestemmingsplannen en andere Wro instrumenten op Ruimtelijkeplannen.nl met een kennisgeving in Gemeenteblad etc. volstaat niet langer. Dit idee heeft meerdere achtergronden.
In het regeerakkoord Rutte III is ingezet op verdere elektronische dienstverlening. Dit slaat onder andere neer in de Wet elektronische publicaties die een standaardisatie en stroomlijning is van de tot nu toe nogal gefragmenteerde publicatievoorschriften. Vanuit de doelstelling van de Omgevingswet en de eerste schetsen van het DSO werd in dezelfde tijd duidelijk dat meer integratie zou moeten komen tussen (juridische) regels en kaartbeelden. De planviewer die de provincies hadden ontwikkeld, diende in de verdere uitwerking tot voorbeeld. Daar kon je van kaart naar tekst en terug, met een filtering van planteksten. Met een verbreding van de scope ruimtelijke ordening naar fysieke leefomgeving zou dit nog noodzakelijker worden. Niet alles ligt vast in de kaart en juist het goed kunnen annoteren, zoeken en filteren van regels in teksten zou een kernelement worden van het DSO. Het integrale omgevingsplan met het denken vanuit dienstverlening voor initiatiefnemers en belanghebbenden heeft hier ook een duwtje gegeven. Tot slot is in verkennende architectuurgesprekken naar voren gekomen dat IMRO en IMROPT een onvoldoende basis biedt. Er was tenminste een kwaliteit nodig die ook gedragen zou kunnen worden in elektronische publicaties. De integratie met de destijds bij officiële publicaties al gehanteerde werkwijze met de XML schema’s van het basiswettenbestand, het al gehanteerde FRBR entiteiten-relatiemodel en bruikbare elementen van Akoma Ntoso waren de belangrijkste ingrediënten.
Hier staan we nu. We hebben een STOP standaard die in de basis generiek is opgezet, zodat wet- en regelgeving digitaal vastgelegd kan worden, inclusief geometrische gegevens, aangevuld met specifieke toepassingsprofielen (TPODs) voor specifieke regelingtypes onder de Omgevingswet, en verder aangevuld met en ondersteund door een Informatiemodel Omgevingswet (IMOW) voor specifieke
Door: Arie J. Duindam
gegevens binnen het domein fysieke leefomgeving. Het is belangrijk om te begrijpen waar deze verschillende elementen hun plek hebben en wat de betekenis is voor het DSO. Via de LVBB worden besluiten bekendgemaakt en regelingen gepubliceerd, met alles wat daarvoor nodig is, zoals een juridische kaartviewer, om de geometrie en juridisch vastgelegde normen te tonen. Op basis van dezelfde juridische brongegevens worden de regelingversies die in dit proces ontstaan gebruikt voor dienstverlening binnen het DSO, bijvoorbeeld in de DSO viewer of in vragenbomen bij checken en aanvragen.
Terug naar het stelsel als geheel. Eigenlijk zouden de woorden platform of ecosysteem de lading nog beter dekken. Het DSO bestaat uit een landelijke voorziening met een set API’s, samen met een drietal primaire koppelvlakken met de decentrale systemen bij bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties op basis van de primaire standaarden STOP, STTR en STAM. O ja, er is ook nog een Omgevingsloket. Het DSO is daarmee een platform voor dienstverlening door de overheid, waar burgers en bedrijven mee werken en op aansluiten. Ik licht de primaire functies voor eindgebruikers in het loket niet toe in dit artikel, dat mag bekend worden verondersteld: oriënteren op regels en maatregelen voor activiteiten op locatie, checken of een vergunning of melding nodig is voor bepaalde werkzaamheden en het aanvragen daarvan.
Graag wil ik wat verder ingaan op het aspect “stelsel”. Het DSO is een samenspel van componenten dat onderling informatie uitwisselt via API’s. Waar mogelijk zijn de API’s die nodig zijn voor de informatie-uitwisseling tussen componenten binnen het stelsel òòk beschikbaar voor derden. Dit is een eerste invulling van het begrip Open Stelsel. Een verdere invulling ligt in de bruikbaarheid hiervan. Het staat partijen vrij om zelf loketten en toepassingen te bouwen en aan te bieden die aansluiten op de API’s. In de Visie DSO staat: “Een voorbeeld is een gebruiker die via een gemeenteloket een vergunning aanvraagt. De gebruiker merkt niet dat dat loket componenten van het DSO aanroept. Hij of zij wordt op dezelfde wijze door vragenbomen geleid als in het centrale toegangspunt en de vergunningaanvraag wordt via het stelsel verzonden naar het bevoegd gezag.” Je ziet dit nu al ontstaan rond de API Samenwerkingsfunctionaliteit (SWF-API) die het stelsel biedt aan bevoegde gezagen en uitvoeringsorganisaties, om samen te kunnen werken aan aanvragen. Dit is vanuit de doelstelling Omgevingswet nodig, omdat procedures sneller en integraler moeten worden afgehandeld. De SWF-API wordt vooral gebruikt vanuit lokale VTH software. Je werkt vanuit je lokale software en de uitwisseling met de samenwerkende partners loopt via een API van het DSO. Hier zie je het platform aan het werk.
Het woord stelsel refereert ook aan de integratie “aan de achterkant”. Ik ben al uitgebreid ingegaan op de integratie met de juridische publicatie. Verder vindt er binnen het DSO nu eindelijk informatiekundige integratie plaats tussen de verschillende dienstverleningsdomeinen. De behoefte hieraan speelt al sinds de start van de Wro, de Wabo, de Chw en besluiten zoals het Bor. Ik kan me gesprekken herinneren (periode 2006-2008) tussen Ruimtelijkeplannen.nl en OLO, waarbij we door de oogharen zagen dat er veel meer mogelijk zou zijn als we uit onze silo’s zouden komen: de publicatie van de ruimtelijke regels, de milieumaatregelen en de informatie aan initiatiefnemers bij vergunning of melding. Dat was toen een aantal bruggen te ver. De realiteit tot nu toe is versnippering. Dit gaat nu verbeteren. De juridische regels met geometrieën en normen in het omgevingsplan (en de overige kerninstrumenten van de Omgevingswet) zijn via de LVBB rechtstreeks gekoppeld aan de informatie die gebruikt wordt bij de dienstverlening in het DSO met het oriënteren via regels en kaart. Deze informatie vormt de informatiekundige grondslag voor de toepasbare regels die worden gebruikt bij het checken, bij indienen en bij inzicht in algemene maatregelen. Er ontstaat een consistent valideerbaar geheel. Dit is hard nodig. Door de verbreding en integratie van de verschillende domeinen in de fysieke leefomgeving is deze integraliteit noodzakelijk om de doelen van de Omgevingswet te ondersteunen, met een gezamenlijk platform of stelsel.
Het vraagt ook om een bredere blik, met name voor de planopsteller. Een omgevingsplan is meer dan de bundeling van bestemmingsplannen; idem voor de kerninstrumenten van andere overheden. Het vormt eveneens de drager voor de dienstverlening rond checken in indienen, die met name via vragenbomen en formulieren wordt aangeboden. Kernaspecten zijn hier locatie en activiteit, die het informatiekundige fundament zijn van deze integratie. Bij het opstellen van het omgevingsplan is het van belang om niet alleen regels op te stellen vanuit juridisch kader, maar ook vanuit beoogde dienstverlening. De mogelijke annotaties vormen hier de “kapstokhaakjes”. Dit is overigens vergelijkbaar met de gedachte van objectgericht schrijven in de tijd van DURP en implementatie digitale Wro. Eigenlijk geldt dit nog steeds, maar dan nog verder naar de dienstverlening toe, rond de al genoemde vragenbomen, maatregelen op maat, vergunningchecks, het indienen van aanvragen en meldingen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het voor de dienstverlening is om als planopsteller zelf de brug te slaan naar de toepasbare regels. Als er bijvoorbeeld een meldplicht wordt vastgelegd in het omgevingsplan voor een activiteit, dan is het dus noodzakelijk om de toepasbare regels hier gelijktijdig op aan te passen, inclusief indieningsvereisten, zodat gebruikers van het loket en het Open Stelsel de juiste conclusies trekken en vervolgens door het stelsel naar de juiste melding worden geleid, die terecht komt bij de juiste behandelende organisatie bij de overheid.
Ik zie best veel ongemak bij mensen die bezig zijn met de ontwikkeling van het DSO. Dat komt met name door de integratiestuipen tussen de verschillende, voorheen veel meer gescheiden landschappen. Planjuristen, RO medewerkers, vergunningsverleners en milieumedewerkers gaan impliciet of expliciet samenwerken aan de gegevens in STOP en STTR formaten die de grondstof vormen voor de dienstverlening en die leiden tot aanvragen in STAM formaat naar bevoegde gezagen en uitvoeringsdiensten. Het is daarmee een gezamenlijke reis. Voor incidentele en professionele eindgebruikers van het stelsel ontstaat er als we het goed doen een logisch geheel met een gelijke informatiepositie voor de verschillende spelers. Bevoegde gezagen krijgen het DSO ter beschikking als integratieplatform op de hier boven geschetste domeinen, om daarmee de doelen van de Omgevingswet verder te kunnen invullen.
Door: Arie J. Duindam
Door: Lennert Luik
Dit jaar zullen de eerste omgevingswetbesluiten van decentrale overheden gepubliceerd gaan worden op de live productieomgeving van de LVBB en het DSO. Hoog tijd dus om wat dieper in te gaan op de ins en outs van het publiceren van ontwerpbesluiten en kennisgevingen. Mijn naam is Lennert Luik, ik ben Product Owner van de LVBB en het bronhouderkoppelvlak, en ik zal in dit artikel ingaan op hoe ontwerpbesluiten aangeleverd worden, waarop gevalideerd wordt, en hoe het verdere publicatieproces eruitziet.
De overheden in Nederland zijn vanwege Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de bekendmakingswet, verplicht om hun besluiten te publiceren op officielebekendmakingen.nl in een officieel publicatieblad. Voorbeelden zijn Gemeenteblad en Staatscourant. Met de Omgevingswet worden ook alle omgevingswetbesluiten hierin gepubliceerd. De geconsolideerde regelingen wordt ook gepubliceerd, voor decentrale overheden op de Centrale Voorziening voor Decentrale Regelgeving (CVDR) met als nieuwe portal lokaleregelgeving.overheid.nl (in ontwikkeling).
De LVBB is de Landelijke Voorziening voor Bekendmaken en Beschikbaarstellen, waar overheden omgevingswetbesluiten met zowel juridische regels en geometrie, als annotaties specifiek voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), aanleveren. Een voorbeeld hiervan zijn activiteiten. De LVBB zorgt voor publicatie en doorlevering naar DSO. Dit gebeurt via CORV van de dienst Justid. Het bronhouderkoppelvlak bestaat logisch gezien uit het Digikoppeling koppelvlak, plus
alle validaties die uitgevoerd worden voordat de levering doorgezet wordt richting de publicatieketen en de DSO keten. Voor meer info over aansluiten, zie
https://koop.overheid.nl en https://iplo.nl/digitaal-stelsel/
aansluiten/aansluiten-omgevingswetbesluiten-publiceren/
De omgevingswetbesluiten worden gestructureerd volgens de informatiestandaard STOP/TPOD, waarbij de algemene specifieke vereisten voor ieder instrument, bijvoorbeeld het omgevingsplan of omgevingsvisie, zijn opgenomen in een toepassingsprofiel (TPOD).
Meer informatie over STOP/TPOD zie https://www.geonovum
.nl/geo-standaarden/omgevingswet/STOPTPOD
Vaststellingsbesluiten worden voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 Awb en starten met de publicatie van een ontwerpbesluit.
Ontwerpbesluiten zijn besluiten die nog niet definitief zijn en waar inspraak op kan plaatsvinden. Deze besluiten worden ter inzage gelegd via de publicatie en het DSO met een termijn waarbinnen zienswijzen kunnen worden ingediend. Na het behandelen van de zienswijzen en nadere besluitvorming wordt het definitieve besluit genomen. Dit besluit wordt apart gepubliceerd en beschikbaar gesteld via het DSO.
Het ontwerpbesluit wordt gepubliceerd in het publicatieblad, en de bijbehorende stukken die nodig zijn voor de inspraak worden ter inzage gelegd. Dit kan digitaal: via de nieuwe KOOP-functionaliteit voor digitale terinzagelegging (https://www.koopoverheid.nl/voor-overheden/gemeenten-provincies-en-waterschappen/project-wijziging-bekendmakingswet/digitale-terinzagelegging) of via de eigen website van het bevoegd gezag. Bij het ontwerpbesluit hoort ook een kennisgeving. Ik kom daar zo op terug.
Bij het schrijven van dit artikel ligt het in de planning dat de provinciale ontwerpverordeningen de eerste decentrale publicaties zijn die via de LVBB worden bekendgemaakt en beschikbaar gesteld in de DSO viewer regels en kaart.
Hoe wordt zo’n ontwerp aangeleverd, uit welke onderdelen bestaat het aanleverpakket en wat kan ik verwachten in de officiële publicatie en DSO viewer?
Het bronhouderkoppelvlak voorziet in een validatieservice en een publicatieservice. Om zeker te weten dat een aanlevering correct verwerkt kan worden door de landelijke voorziening kan eerst gebruikgemaakt worden van een validatieopdracht. Daarna kan de aanlevering via een publicatieopdracht worden gepubliceerd. Natuurlijk voert het publicatieproces voorafgaand aan het publiceren dezelfde validaties uit die de validatieopdracht ook bevat.
Het ontwerpbesluit bestaat in feite uit twee aparte onderdelen. Ten eerste de inhoud van het besluit, met alle juridische regels, annotaties en geometrieën. Ten tweede is er de kennisgeving om de procedure kenbaar te maken, met name de inzagetermijn. Deze wordt apart gepubliceerd zodat het bevoegde gezag inhoud en proces kan scheiden en omdat de Awb dit voorschrijft.
Het aanleverpakket van het ontwerpbesluit uit het voorbeeld bestaat uit de volgende onderdelen, waarbij inhoudelijk enerzijds er bestanden worden geleverd die voldoen aan het InformatieModel voor de OmgevingsWet (IMOW) en anderzijds bestanden die gemodelleerd zijn volgens het InformatieModel voor Officiële Publicaties (IMOP).
De kennisgeving bevat in ieder geval de tekst over de locatie waar het besluit ter inzage ligt, de inzagetermijn en hoe zienswijzen in te dienen. Daarnaast bevat de kennisgeving machine-leesbare procedureverloop-informatie, waarbij de inzagetermijn het belangrijkst is.
Lees meer over IMOW en voorbeeldbestanden op https://www.
geonovum.nl/geo-standaarden/omgevingswet/STOPTPOD
Lees meer over IMOP en STOP op https://koop.gitlab.io/STOP/
standaard/1.0.4/
Waar wordt een aanlevering op gevalideerd
Het bronhouderkoppelvlak valideert op verschillende aspecten van het besluit, en roept hiervoor verschillende validators aan. In totaal worden er op dit moment voor ieder besluit ongeveer 400 controles uitgevoerd. Iedere validatie heeft zijn eigen foutmelding en foutcode.
We lichten er een paar uit:
Alle validatieregels binnen de STOP/TPOD standaard vindt u in de validatiematrix op https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/
omgevingswet/STOPTPOD. Daarin staat ook aangegeven welke validaties zijn geïmplementeerd in het bronhouderkoppelvlak en welke (nog) niet.
Na aanlevering en validatie via het bronhouderkoppelvlak, levert de LVBB door aan het DSO (Ozon) en de publicatieketen voor officiële publicaties, die de informatie zichtbaar maken in hun viewers.
Figuur 1: doorlevering LVBB naar DSO en officiële publicatie-ketens
Als er OW-data bij een besluit zitten, worden deze direct na validatie doorgeleverd aan het DSO. Dit geldt ook voor de geometrieën. Als er een datum inwerkingtreding bij het besluit zit, wordt na bekendmaking van het besluit de door de LVBB samengestelde regelingversie doorgeleverd. In het geval van ontwerpbesluiten is er een indicator dat het hier om een ontwerp-regelingversie gaat, en deze in de DSO-viewer Regels en kaart ook als zodanig getoond kan worden.
Op het moment dat de kennisgeving is gepubliceerd, wordt ook een update van de procedureverloop informatie naar Ozon gestuurd om zo de inzagetermijn ook in de DSO-viewer te kunnen tonen. (bij het schrijven nog in ontwikkeling).
De publicatie van de bekendmaking: besluit, kennisgeving en GIO
De bekendmaking wordt om 09:00 uur op de opgegeven
datum gepubliceerd en is te vinden op
https://zoek.officielebekendmakingen.nl in het publicatieblad
van het bevoegde gezag, zoals het gemeenteblad. Indien het een wijzigingsbesluit betreft, moeten de wijzigingen worden gekenmerkt en wordt een renvooiweergave getoond in de bekendmaking. GIO’s kunnen alleen in hun geheel vervangen worden.
Vanuit de tekst en vanuit de inhoudsopgave aan de linkerkant van de pagina, kan er naar een GIO genavigeerd worden. Met behulp van de JOIN URI is de GIO onlosmakelijk verbonden met het besluit.
De GIO-landingspagina bevat een verbeelding van de geometrieën binnen de GIO. Hier kunnen omgevingsnormen en -waarden getoond worden en symbolisatie. De eigenlijke authentieke bekendmaking is de GML, die te downloaden is via de link onder de kaart. Naar het vaststellingsbesluit navigeren kan via de hyperlink in de navigatiekolom links.
Naast de bekendmaking van het ontwerpbesluit wordt ook de kennisgeving gepubliceerd, in – in dit geval – het Provinciaal blad. De kennisgeving verwijst naar het besluit waar hij betrekking op heeft, en bevat informatie over het procedureverloop.
Het eigenlijke consolideren doet de bronhouder zelf al op het moment dat hij een nieuwe versie van de regeling samenstelt en de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versie als instructie meegeeft met het besluit. Wanneer de inwerkingtredingsdatum aanbreekt, voert de LVBB de instructies uit en reconstrueert de nieuwe versie van de regeling, met alle geldigheidsinformatie die erbij hoort.
Deze regelingversie wordt op de CVDR gepubliceerd (vernieuwde portal binnenkort op internet beschikbaar), op de dag van inwerkingtreding.
Een voorbeeld van een regelingversie op CVDR met een specifieke geldigheidsperiode:
Figuur 2: publicatie van een regelingversie met eindigende geldigheidsperiode
Een CIO is de geconsolideerde versie van een GIO. Bij een CIO hoort, net als bij de regeling, een geldigheidsperiode en informatie over de juridische verantwoording en wijzigingshistorie. Dit noemen we wetstechnische informatie. Als er nieuwe versies van CIO’s vastgesteld zijn dan worden deze ook op de dag van inwerkingtreding gepubliceerd. CIO’s hebben een eigen levensloop.
Met dit artikel heb ik geprobeerd duidelijk te maken wat er komt kijken bij het aanleveren, valideren en publiceren van ontwerpbesluiten en kennisgevingen. Natuurlijk zijn dit alleen de hoofdlijnen en relatief eenvoudige voorbeelden. Om deze hoog-over informatie in de praktijk te brengen is er meer nodig. Voor het oefenen met schrijven en structureren van omgevingswet-besluiten is veel content beschikbaar zoals presentaties en toepassingsprofielen op de website van Geonovum. Ook worden er webinars en webcolleges georganiseerd door ADS (Aan de slag met de omgevingswet), zie daarvoor https://
aandeslagmetdeomgevingswet.nl/ondersteuning/webinar-training/
webcolleges-webinars/webinars/webinars-dso/, of kom (voorlopig virtueel) langs op een van de evenementen op https://
aandeslagmetdeomgevingswet.nl/bijeenkomsten/evenementenagenda/. Technisch gezien begint het met aansluiten op het bronhouder-koppelvlak. Bent u een vertegenwoordiger van een bevoegd gezag of plansoftware-leverancier en wilt u technisch aansluiten via CORV, kijk dan op https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/ontwikkelaarsportaal/
presentaties-documenten/documentatie-aansluiten-dso-lv/documentatie-aansluiten-lvbb-stop/ voor instructies en contactgegevens.
Succes met oefenen en ik zie uw publicaties graag tegemoet.
Het congres in 2021 zit vol met nuttige informatie en kansen tot netwerken. Voor elk wat wils. Maar hoe vind je de informatie die je nodig hebt en maak je contact met anderen zodat je elkaar kunt helpen?
George Parker stelde een persoonlijk congresfilter voor je samen die je helpt op je expeditie van hier naar je doelen. Tijdens het congres zal hij tussendoor energizers verzorgen.
George is Creatief Producent Verandering & Innovatie.
Hij gidst teams en organisaties van vage
bedoelingen naar concrete resultaten.
Dat doet hij onder zijn motto
‘Realiteit volgt focus’ met inspirerende
LectureShows©, beeldende projectbegeleiding
en praktische werkvormen.
De stappen hieronder kun je gebruiken om
je eigen congresfilter te maken.
Daarmee zul je nog veel meer uit het congres halen.
Er zijn vele opgaven waar we voor staan op het gebied van ruimtelijke ordening zoals;
Stap 1: Bepaal op welke gebieden je resultaten wilt boeken. Beperk het tot een top 3. Onthoud: als je op alles focust,
versnippert je energie en bereik
je weinig. Maar als je op een paar
hoofdzaken focust, ontwikkelt al
het andere vanzelf mee.
We verliezen focus door onder andere de volgende klassieke fouten bij het stellen van doelen:
Los dit op door bij elk van je top 3 resultaatgebieden de gewenste realiteit te visualiseren. Als alles gezegd en gedaan is, hoe ziet de wereld er dan uit op dat gebied? Wat doen mensen? Hoe communiceren ze? Hoe werken de systemen? Welke effecten heeft dat opde omgeving?
Beschouw die visualisaties als ‘interessante, heldere en gewenste herinneringen aan de toekomst’. Ze zien eruit als herinneringen die je graag wilt hebben. Het enige verschil is dat ze nog niet gebeurd zijn.
Vergelijk die toekomstvisies met de situatie nu. Stippel een route uit door een lijst actiepunten te maken.
Noteer ook waar je mee te maken kunt krijgen onderweg; zowel de hobbels als de hulpmiddelen.
Bij hobbels kun je denken aan onder andere:
En denk bij hulpmiddelen aan onder andere:
Je hebt nu een heldere focus op het doel en een beeld van waar je mee te maken
hebt onderweg.
Tijd om je boodschappenlijstje te maken voor wat je nodig hebt. Denk aan
bijvoorbeeld:
Beschouw het magazine en het congres als je kruidenier. Het boodschappenlijstje helpt je om keuzes te maken en actief op zoek te gaan naar kennis en contacten. Houd een digitaal of fysiek notitieboek gereed. Want onderweg zul je nieuwe inzichten krijgen, nieuwe wensen opborrelen en zul je op nieuwe ideeën komen.
Let erop ook voorgenomen acties te noteren!
Heel veel succes en vooral plezier!
Nog maar een halfjaar geleden namen we u mee in de Landelijke Voorziening Regels op de Kaart, één van de onderdelen binnen het Omgevingsloket. We zagen de weergave en raadpleegbaarheid van een eenvoudig Omgevingsplan, Waterschapsverordening, Omgevingsverordening en Bestemmingsplan. Bovendien werd een doorkijkje gegeven hoe de juridische regels uit alle documenten tegelijkertijd raadpleegbaar zijn voor de verschillende gebruikers.
Sindsdien is veel veranderd. We beschikken over een schat aan juridische omgevingsinformatie over de fysieke leefomgeving. De schatkist is inmiddels rijk gevuld met rijksregels zoals het Besluit kwaliteit leefomgeving, Besluit bouwwerken leefomgeving, Besluit activiteiten leefomgeving en de Omgevingsregeling. Een aantal provincies heeft een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening aangeleverd en we hebben kennis gemaakt met een Projectbesluit. Van een aantal Waterschappen kunnen we de Waterschapsverordening raadplegen en begint de stroom aan gemeentelijke Omgevingsplannen toe te nemen.
Naast de hoeveelheid Omgevingsdocumenten is ook de raadpleegbaarheid van de regels uit deze documenten toegenomen. Met een simpele klik worden de annotaties bij een juridische regel zichtbaar, ongeacht in welke tekststructuur het onderliggende document is aangeleverd. Annoteren is het toevoegen van gegevens aan regelingen waardoor de regeling objectgericht doorzoekbaar wordt. De annotaties bevatten informatie over het type regelgeving, de activiteit, activiteitregelkwalificatie, thema, (soort) hoofdlijn. Met behulp van de schuifjes worden de bijbehorende gebieden getoond op de kaart; dat is mogelijk omdat de objecten zijn gekoppeld aan locaties.
Er zijn verschillende manieren om door de regels en annotaties te navigeren. U kunt zelf een gebied kiezen; dit kan een perceel zijn, een adres of een eigen getekend gebied. De tab Gebiedsinfo toont alle objecten die binnen het gekozen gebied vallen en vanuit alle instrumenten uit de Omgevingswet. U vindt hier de Omgevingsnormen, Omgevingswaarden en Gebiedsaanwijzingen. Heeft u activiteiten geselecteerd, dan worden die hier ook getoond.
Door de objecten te selecteren verschijnt hiervan het werkingsgebied op de kaart. Voor het tonen van deze gebieden wordt gebruik gemaakt van zgn. Vector Tiles; een relatief nieuwe standaard voor het tonen van de geografische informatie op de kaart. Regels op de kaart ondersteunt hierbij het Presentatiemodel.
Via de knop ‘Bekijk selectie’ kunt u vervolgens de juridische regels raadplegen die gekoppeld zijn aan deze annotaties en deze locatie, ongeacht uit welk document deze regels afkomstig zijn.
Wilt u tijdens het raadplegen van de juridische regels kijken of een vergunning noodzakelijk is voor de activiteit die u wilt uitvoeren? Met een simpele klik op de Vergunningencheck komt u bij één van de andere toepassingen in het Loket, waar u kunt checken of u een vergunning nodig heeft. U kunt er ook voor kiezen om direct een vergunning aan te vragen. Reeds ingevulde gegevens worden dan meegenomen, zodat u niet opnieuw uw locatie hoeft in te voeren. Andersom werkt dit ook. Wilt u tijdens de Vergunningaanvraag de juridische regels bekijken? Ga naar Regels op de kaart en u zoomt direct in naar de gewenste locatie.
Wro plannen die volgens het overgangsrecht een geldigheid hebben binnen de Omgevingswet zijn te bekijken naast de omgevingsdocumenten. De vertrouwde plandocumenten uit Ruimtelijkeplannen.nl vindt u bij Regels op de kaart terug in een tabstructuur.
De tab ‘Details op locatie’ geeft de aanduidingen uit de SVBP weer, inclusief de verbeelding. Ook van deze plannen wordt gebruik gemaakt van Vector Tiles om de geografische informatie op de kaart weer te geven.
Verschillende instrumenten op basis van de Wet ruimtelijke ordening en Crisis- en herstelwet vormen na inwerkingtreden van de Omgevingswet samen het Omgevingsplan van rechtswege. Gedurende de overgangsfase wordt het Omgevingsplan van rechtswege vervangen door het Omgevingsplan op grond van de Omgevingswet. Dat betekent dat op een locatie zowel een Wro-plan als een OW-document kunnen liggen. Met behulp van een stukje extra informatie bij het Omgevingsplan kan een bevoegd gezag aangeven welk deel van een Bestemmingsplan komt te vervallen; die delen worden niet meer getoond. Dit noemen we de pons. Hierdoor krijgt de gebruiker altijd de rechtsgeldige informatie te zien. Is het Bestemmingsplan volledig vervangen door een Omgevingsplan? Dan komt het Bestemmingsplan te vervallen. In dat geval verwijdert het bevoegd gezag dit plan uit het Wro-manifest.
Meer weten?
Wil u meer weten of wilt u als bevoegd gezag zelf data aanbieden? Op de website Aan de slag met de Omgevingswet (aandeslagmetdeomgevingswet.nl) vindt u meer informatie. Ook vindt u hier meer informatie over het Omgevingsloket: https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/digitaal-stelsel/omgevingsloket/
Het Omgevingsloket beschikt over een zgn. pré-productieomgeving: https://pre.omgevingswet.overheid.nl/home. Met deze omgeving kunnen bevoegde gezagen oefenen en hun aanleverproces en aangeleverde bestanden toetsen. Informatie over de verschillende Toepassingsprofielen, alsmede de Informatiemodellen vindt u op de website van Geonovum. Hier vindt u ook een overzicht welke instrumenten de Omgevingswet nog meer kent:
https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/omgevingswet/STOPTPOD#state-search
Met de komst van de Omgevingswet en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) verandert er veel voor bevoegde gezagen in Nederland. Eén van deze veranderingen is het ontwikkelen en gebruiken van toepasbare regels; een vertaling van juridische tekst naar digitale, interactieve vragenbomen die initiatiefnemers via het nieuwe Omgevingsloket kunnen raadplegen. Hoewel het concept van digitale vragenbomen niet nieuw is, is het wel nieuw dat deze vragenbomen een integraal onderdeel worden van de interne processen van de organisatie en de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Dat er een relatie is tussen de juridische tekst en toepasbare regels is duidelijk, maar hoe uit deze relatie zich? En welke procesmatige keuzes kunnen hierin gemaakt worden?
Vóór 01-01-2022 ligt de grootste focus met betrekking tot toepasbare regels op de juridische eisen en het handhaven van het huidige dienstverleningsniveau. Dit houdt onder andere in dat men toepasbare regel software aanschaft, deze koppelt aan het DSO, en een vergunningcheck maakt voor activiteiten die in het huidige Omgevingsloket Online (OLO) een actieve vergunningcheck hebben. Voor de juridische regels geldt dat het tijdelijke omgevingsplan van rechtswege bestaat uit de huidige bestemmingsplannen en de bruidsschat. Gemeenten hebben tot 2029 de tijd om dit tijdelijke omgevingsplan om te zetten naar het omgevingsplan nieuwe stijl, naar de letter en de geest van de Omgevingswet, en daarin ook eventuele relevante algemene plaatselijke verordeningen (APV’s) op te nemen. Naast het schrijven van het omgevingsplan nieuwe stijl, moeten ook meer toepasbare regels gemaakt worden. Wat is een slimme volgorde om hierbij aan te houden?
In principe zijn toepasbare regels een vertaling van juridische regels. In eerste instantie lijkt het daarom logisch om eerst de juridische tekst te schrijven, en deze daarna om te zetten naar toepasbare regels. Echter, veel organisaties zijn nu al druk bezig om te oefenen met het maken van toepasbare regels. Een haast unanieme observatie die ik daarbij hoor in het land is dat juridische tekst best lastig is geformuleerd. Zelfs voor medewerkers van de organisatie is het een uitdaging de juridische tekst op de juiste manier te interpreteren en om te zetten naar vragen die beantwoordbaar zijn voor de initiatiefnemer. Niet alleen het taalgebruik is voor de gemiddelde burger (en medewerker!) veel te lastig, soms zitten er ook witte vlekken of tegenstrijdigheden in de regelgeving.
Dergelijke waardevolle inzichten worden zichtbaar op het moment dat je een toepasbare regel maakt. Idealiter worden
deze verbeterpunten meegenomen op het moment dat het omgevingsplan nieuwe stijl wordt opgesteld. Op deze manier wordt de juridische tekst niet alleen kwalitatief beter, ook wordt het gat tussen de juridische tekst en de toepasbare regel kleiner. Dit zorgt er in de toekomst voor dat de opgave om toepasbare regels te maken en te onderhouden minder groot is.
Een tweede reden om toepasbare en juridische regels in samenhang op te stellen, is dat de regelgeving niet altijd aansluit op de belevingswereld van de initiatiefnemer. Soms zijn de regels gewoonweg niet uitvoerbaar voor de burger zonder de kennis, middelen en data van een gemeente.
Juridische teksten moeten volgens de Standaard Officiële Publicaties – Toepassingsprofiel Omgevingsdocumenten (STOP-TPOD) worden geannoteerd. Door te annoteren wordt extra data toegevoegd aan de tekst, waardoor deze ook door een machine leesbaar is. Je geeft onder andere aan wat hoofdstukken, paragrafen en artikelen zijn, wat een activiteit is en welk werkingsgebied daarbij hoort. Deze informatie wordt met name gebruikt bij de Regels op de Kaart-functionaliteit van het nieuwe Omgevingsloket. Bijvoorbeeld door het werkingsgebied te annoteren, maakt het DSO visueel waar dat werkingsgebied ligt en welke juridische regels daar gelden.
Deze werkingsgebieden kunnen ook gekoppeld worden aan vragen in de toepasbare regel. Als een initiatiefnemer een aanvraag of check start, begint hij of zij altijd eerst met het doorgeven van de locatie. Door deze locatie achter de schermen tegen de aangeleverde werkingsgebieden
te houden, kan het DSO automatisch zien of de gekozen locatie bijvoorbeeld binnen of buiten de bebouwde kom ligt. Het antwoord op deze vraag wordt dan door het systeem ingevuld.
Als je van te voren weet welke vragen lastig te beantwoorden zijn voor de initiatiefnemer, kan je daar bij het schrijven van de regels rekening mee houden. Bijvoorbeeld door een werkingsgebied te annoteren.
Kortom, het loont om toepasbare en juridische regels in samenhang op te stellen. Idealiter worden hierbij verschillende disciplines uit de organisatie betrokken, zoals dienstverlening, beleidsmedewerkers, vergunningverleners en GIS-specialisten, om het beste eindresultaat neer te zetten.
Door :Joey Kortram
Aan het woord zijn Lilian Waaijman en Fokke Plantinga. Beiden zijn als senior adviseur digitalisering betrokken bij het ontwikkelen van landelijke standaarden en bij implementaties van plansoftware bij verschillende gemeenten in Nederland. Zij vragen uw aandacht voor hun meest actuele inzichten:
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet laten we bijna 60 jaar ruimtelijke ordening achter ons. Een eerdere stap in 2008, die ons van de WRO naar de Wro bracht, had al wat voeten in aarde. Ons vertrouwde analoge kaartbeeld werd verruild met een digitaal kaartbeeld waarmee de juridische regels digitaal ontsloten konden worden. Het eigen kleurtje en herkenbaarheid verdween, maar we kregen vergelijkbare plannen terug die ook nog eens toegankelijk gemaakt werden via ruimtelijkeplannen.nl. Daarvoor hebben we 10 jaar voorbereiding gehad om het analoge denken te vertalen naar het gedeeltelijk digitaal denken. Datgene waar een hoop criticasters bang voor was, is ons inziens niet uitgekomen. Het digitale werken maakte het werken makkelijker, want we hadden geen discussie meer over de vorm van een plan. Standaarden bepaalden de kleur van planobjecten of in welke tekststructuur het plan opgesteld moest worden. Daarvoor hadden we standaarden, opgesteld door de praktijk, maar ook omarmd en door diezelfde praktijk. Terugkijkend hebben we destijds het bestaande analoge maakproces gedigitaliseerd en zijn we nu klaar voor een volgende stap.
Van vormstandaard naar keuze vrijheid. Daarnaast een omgekeerd digitaliseringsprincipe, namelijk van een herkenbaar digitaal kaartbeeld met juridische regels (vergezeld van een toelichting), gaan we naar digitale geannoteerde regelteksten met bijbehorende werkingsgebieden/locaties. Op het eerste gezicht misschien niet heel anders. Maar het vraagt andere competenties van de opstellers. Waar het technisch IMRO-
coderen voorheen door de ‘tekenaar’ werd opgelost, zal straks een groot deel van die werkzaamheden in de tekst moeten worden opgelost. Een plankaart kennen we dan niet meer, want die is inmiddels vervangen door een verzameling coördinaten. Die verzameling coördinaten wordt vervolgens gepresenteerd op basis van de annotaties (kenmerken) die de regeltekst meekrijgt. Dus iets heeft een activiteit/functie/normwaarde etc.. De vertrouwde gebiedsdekkende laag die wij vanuit het bestemmingsplan kennen, de enkelbestemming, wordt straks een bont gezelschap van elkaar overlappende werkingsgebieden/locaties die via annotaties gekoppeld moeten worden aan één of meerdere regelteksten. Hoe houden we het overzicht en hoe zorgen we dat het ook nog beheersbaar blijft? Dit geldt niet alleen voor de structuur van de regelteksten, die weliswaar door het casco voor het omgevingsplan (VNG) vorm kan krijgen (niet verplicht). Maar ook de geo wordt een grote uitdaging.
Met de nieuwe Omgevingswet wordt het niet alleen verplicht om locaties geometrisch correct vast te leggen; de locatie heeft ook direct juridische impact voor de initiatiefnemer. Geo krijgt daarmee een veel prominentere rol dan in de huidige situatie. Waar vanuit de huidige verordeningen veelal verbale gebieden werden benoemd, zullen de onderdelen die worden opgenomen in het omgevingsplan concreet als locatie moeten worden vastgelegd. Vanuit de nieuwe kaartbenadering van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) hebben de locaties, waar de regels werking hebben, namelijk een geometrie als voorwaarde. Vanwege deze directe impact van gebieden vraagt de Omgevingswet/DSO om een bewustere uitwerking bij het maken en het beheren van plannen.
Onze senior adviseurs hebben veel kennis en ervaring opgedaan in landelijke initiatieven rondom het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Naast het mede opstellen van de Omgevingswetstandaarden en advisering rondom de tekst- en geo-uitdagingen van het DSO, zijn zij ook betrokken geweest bij de landelijke projectgroep die twee voorbeeld omgevingsplannen (inclusief Toepasbare regels) hebben opgesteld en als test hebben aangeboden aan de LVBB en het DSO. Het team van adviseurs is zo samengesteld dat kennis van de beschikbare omge-vingswetsoftware kan worden gecombineerd met algemene kennis van de Omgevingswet, specifieke kennis met het technisch opstellen van omgevingsplannen en de voorloper daarvan, de bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte als bedoeld in de Crisis- en herstelwet. Daarnaast zijn wij in opdracht van een aantal gemeenten handboeken Omgevingsplannen aan het opstellen. Ook de werkzaamheden bij het aanmaken van werkingsgebieden/locaties en het beheer ervan, behoren tot de mogelijkheden. Daarnaast maken de adviseurs deel uit van het team van de taskforce Omgevingswet. Hierin zijn de experts van Rho op het gebied van de Omgevingswet vertegenwoordigd.
Verder maken wij samen met Geodan, FLO Legal en MUG ingenieursbureau al stappen in de geo-uitdaging van het DSO met de Geo-assistent. Een beheeromgeving van werkings-gebieden/locaties uit de diverse omgevingswetdocumenten of overige informatieproducten van het bevoegd gezag.
Voor specifieke advisering op afroep hebben wij de DSO-strippenkaart geïntroduceerd. Deze kan op verschillende manieren worden gebruikt:
In overleg en afhankelijk van de vraag ondersteunt de adviseur op afstand of op locatie
Wilt u meer weten over de DSO-strippenkaart of wilt u meer informatie over de tekst- en geouitdagingen van het DSO of de Geo-assistent, dan kunt u contact opnemen met onze adviseurs digitalisering:
Lilian Waaijman
058-2564075
lilian.waaijman@rho.nl
Fokke Plantinga
058-2564066
fokke.plantinga@rho.nl
Partners in digitale advisering:
Een succesvolle implementatie van de Omgevingswet staat of valt met een goed werkende DSO-keten. En juist dit is voor gemeenten een grote uitdaging. Oefenen, testen en gewoon doen is het veelgehoorde advies, maar waar én hoe moet je beginnen?
VNG ontwikkelde onder de noemer ‘werkplaats DSO-keten’ een praktisch stappenplan voor het testen en doorlopen van de gehele gemeentelijke DSO-keten. Mogelijke obstakels worden hierdoor in een vroeg stadium opgespoord en aangepakt, om zo uiteindelijk tot een goed werkende DSO-keten te komen. De werkplaats is een manier om de keten werken te krijgen.
De gemeentelijke DSO-keten wordt gefaciliteerd door de twee landelijke voorzieningen (LVBB en DSO-LV) waarop meerdere gemeentelijke applicaties (Omgevingsbeleid, Toepasbare regels en VTH) worden aangesloten. Als de aansluitingen er zijn, kan de gemeente de stappen doorlopen. Om de keten te sluiten volgt de gemeente de stappen 1 tot en met 9: van het downloaden, maken en wijzigen van het plan tot en met het ontvangen en behandelen van de aanvraag/melding. Daarbij komen nog stap 10 als een aanvraag wordt doorgezet naar een omgevingsdienst (OD) en stap 11 in geval van samenwerking bij een vergunningaanvraag.
In de maanden maart en april heeft een aantal gemeenten een werkplaats georganiseerd onder begeleiding van de VNG. Een werkplaats bestaat uit een multidisciplinair team waarin medewerkers van de gemeente en softwareleveranciers een actieve rol spelen. Ook (nauwe) betrokkenheid van dienstverleners en relevante samenwerkingspartners is belangrijk. Door middel van drie iteraties (van eenvoudig naar complex) hebben de gemeenten in slechts drie weken de verschillende stappen doorlopen. De deelnemende gemeenten zijn representatief voor zoveel mogelijk andere gemeenten, onder andere gelet op grootte, type software en samenwerkingspartners. Doel van de werkplaats is namelijk niet
alleen dat de deelnemende gemeente de DSO-keten met succes doorloopt, maar ook het delen van waardvolle kennis en ervaringen. Deze inzichten helpen ook andere gemeenten om hun DSO-keten werkend te krijgen.
Inmiddels hebben verschillende deelnemende gemeenten de hele DSO-keten succesvol doorlopen. Zowel positieve als negatieve bevindingen zijn geregistreerd. VNG deelt alle ervaringen met de werkplaatsen op de website (www.vng.nl/artikelen/over-werkplaats-dso-keten). Hier vind je ook het stappenplan met heldere toelichting en handige tips om zelf aan de slag te gaan met een werkplaats. De ervaring leert dat de werkplaats een waardevolle methode is om tot een goed werkende DSO-keten te komen. Tegelijkertijd wordt ook de complexiteit van het digitaal stelsel zichtbaar. Het gaat hierbij niet alleen om technische uitdagingen, maar bijvoorbeeld ook om veranderende processen en nieuwe rollen. Juist door ‘gewoon te doen’ krijgen gemeenten inzicht in wat er allemaal komt kijken bij het inrichten van het systeem. Zo blijkt een goed multidisciplinair team een voorwaarde voor succes. Natuurlijk is het belangrijk dat de techniek in orde is, maar om de hele keten vervolgens goed werkend te krijgen, moet je echt samen aan de slag.
Het is belangrijk dat gemeenten op tijd beginnen. Wat houdt jullie nog tegen of waar lopen jullie als gemeente tegenaan? Of heb je geen idee waar je moet beginnen?
Als de Omgevingswet in werking treedt, nemen we afscheid van de Wabo. In de Wabo is de meest voorkomende activiteit de activiteit bouwen. Bij het bouwen van een carport tot een stadion, geldt in de Wabo dat een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, tenzij in bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht een uitzondering is opgenomen. De voorwaarden bij deze uitzonderingen zijn gebaseerd op een mix van bouwtechnische en ruimtelijke risico’s, en zijn zeker niet eenvoudig.
Met de komst van de Omgevingswet gaat hier veel veranderen. De bouwtechnische en ruimtelijke beoordeling wordt uit elkaar gehaald en gesplitst in twee los van elkaar staande activiteiten. De (technische) bouwactiviteit en de Omgevingsplanactiviteit. Dit noemen wij “de knip”.
Met deze knip zal ‘het bouwen van een bouwwerk’ moeten worden getoetst aan twee verschillende soorten regels. Enerzijds aan de bouwtechnische regels, uit het Besluit bouwwerken leefomgeving, en anderzijds aan de regels die de gemeente heeft opgenomen in het Omgevingsplan. In dit artikel gaan we verder in op de twee activiteiten die door de knip ontstaan.
In artikel 5.1 lid 2 onder a. van de Omgevingswet vinden we de activiteit bouwen. In dit lid 2 staat dat voor de bouwactiviteit een vergunning nodig is voor zover het gaat om een bij AMvB aangewezen geval. Dit houdt in dat een bouwactiviteit pas vergunningplichtig is als deze dus specifiek is genoemd in deze AMvB. De AMvB waar naar wordt verwezen, is het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Wat hier direct opvalt, is dat hier niet meer wordt gekeken naar de plaats van het bouwwerk. Dit speelde onder de Wabo wel een rol: een erker aan de voorkant is onder de Wabo (ook voor de technische aspecten) vergunningplichtig, terwijl een grote uitbouw van 4 meter diep dat niet is.
En dit is ook de belangrijkste reden voor de knip. Voor de bouwactiviteit wordt onder de Omgevingswet uitsluitend gekeken naar de bouwtechnische risico’s van de bouwactiviteit, en niet meer naar de plaats van de bouwactiviteit. Voldoet het initiatief aan de voorschriften uit het Bbl om zonder vergunning voor de activiteit bouwen te mogen worden gerealiseerd, dan maakt het voor die bouwtechnische kant van de knip niet uit of het aan voor- of achterkant van een gebouw, in een weiland of zelfs in de openbare ruimte wordt gebouwd. Of het initiatief wel of niet op die plek mag worden gebouwd, wordt bepaald aan de andere kant van de knip, namelijk op basis van de omgevingsplanactiviteit. Zo worden met de invoering van de knip direct veel meer bouwwerken bouwtechnisch vergunningvrij dan nu het geval is.
Naast de categorie bouwwerken die op grond van het Bbl vergunningvrij worden, wordt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de voorgestelde gelijktijdige inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (onderdeel van de Omgevingswet) ook een categorie bouwwerken meldingplichtig. Dit geldt uitsluitend voor de bouwtechnische kant van de knip: bouwwerken in de zogeheten gevolgklasse 1 die zijn beschreven in afdeling 2.2a van het Bbl. Het gaat hier bijvoorbeeld om grondgebonden woningen, agrarische bebouwing, industriegebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde tot 20 meter hoog. Deze categorie bouwactiviteiten worden meldingplichtig en voor de borging zal een kwaliteitsborger moeten worden ingeschakeld.
Aan de andere kant van de knip gaat het niet over het bouwtechnische risico, maar over de impact van het initiatief op zijn omgeving. We spreken dan over de Omgevingsplanactiviteit. Deze omgevingsplanactiviteit is opgenomen in artikel 5.1 lid 1 van de Omgevingswet. In artikel 5.21 van de Omgevingswet staat dat deze omgevingsplanactiviteit toeziet op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften. Iedere gemeente moet dit uitwerken in het gemeentelijke Omgevingsplan.
Nadat de Omgevingswet in werking treedt, blijft het voor wat betreft vergunningvrij of vergunningplichtig zijn van bouwwerken aan de ruimtelijke kant van de knip in eerste instantie hetzelfde als onder de Wabo. Een aantal omgevingsplanactiviteiten blijft in het Bbl landelijk uniform vergunningvrij geregeld. Voor het grootste deel betreft dit de huidige vergunningvrije bouwactiviteiten in artikel 2 van bijlage II Bor, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken.
Veel van de onder de Wabo landelijk uniform geregelde vergunningvrije mogelijkheden worden onder de Omgevingswet aan het lokale bevoegde gezag overgedragen. Dit gebeurt via de zogenoemde bruidsschat die er voor zorgt dat deze van rechtswege in het Omgevingsplan zijn opgenomen zodra de Omgevingswet in werking treedt.
De gemeente krijgt bij het opstellen van haar eigen (definitieve) omgevingsplan twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is het gelijk houden van de vergunningplicht aan de Wabo. Hiermee verandert het huidige vergunningvrije bouwen niet en zijn de mogelijkheden onder de Omgevingswet niet anders dan onder de Wabo. De tweede mogelijkheid is het beperken of uitbreiden van de vergunningvrije bouwmogelijkheden. Een gemeente kan in het omgevingsplan dus zelf bepalen waar bepaalde bouwwerken zonder vergunning gebouwd mogen worden en onder welke voorwaarden wat betreft oppervlakte en bouwhoogte.
Bij het schrijven van dit artikel over de vereniging Provero, stond de beoogde invoeringsdatum van de Omgevingswet nog op 1 januari 2022. Dit voorjaar komt duidelijkheid of de inwerkingtreding inderdaad per die datum plaatsvindt of dat het gehele werkveld nog extra voorbereidingstijd krijgt. Het woord ‘spannend’ blijft onverminderd van toepassing op zowel de voorbereidingen de afgelopen jaren, als ook op alle werkzaamheden die ná datum inwerkingtreding moeten gaan plaatsvinden. Vooral extra oefentijd lijkt gewenst om ook echt de vruchten van de nieuwe wet te kunnen gaan plukken, zonder het risico van mogelijke juridische averij.
Uiteraard volgt Provero dit alles op de voet. Hoe dat gaat uitpakken, gaan we met zijn allen ervaren de komende maanden en jaren. Provero zal daar zeker bij zijn, met kennissessies en netwerkbijeenkomsten.
Sinds haar oprichting in 2009 staat het delen van kennis over (de digitale aspecten van) het ruimtelijke omgevingsrecht bij Provero centraal. Met de inwerkingtreding van de digitale aspecten van de Wro, werd rond 2010 ook de invoeringsbegeleiding vanuit het Rijk en koepels afgerond. Weliswaar kon toen elk bevoegd gezag per 1 januari 2010 werken volgens de nieuwe digitale spelregels, toch leefden er nog veel uitvoeringsvragen bij Ministeries, provincies en gemeenten, en ook bij marktpartijen. In deze behoefte rond
het delen van kennis - maar zeker ook kennissen – over de ‘digitale ruimtelijke ordening’ heeft Provero, vanaf haar start in 2009, willen voorzien.
Mede door de komst van de Omgevingswet heeft Provero haar focus verbreed naar de digitale aspecten van de gehele fysieke leefomgeving. Hierbij wordt verder gekeken dan het oorspronkelijke domein van de ruimtelijke ordening, maar wordt wél het onderscheidende karakter behouden van de combinatie van domeindeskundigheid en ICT. Provero houdt zich dan ook graag bezig met ‘aanpalende vakgebieden’ als Milieu, Water, Bouw, Vergunningverlening, Toezicht, Handhaving. Maar ook Ondergrond, Natuur, Verkeer, Cultuurhistorie, Welstand en Ruimte zijn interessant en relevant. Verder heeft Provero raakvlakken met het domeinen als: Geo-ICT, informatiemanagement, procesmanagement, zaakgericht werken.
Naast het jaarlijkse congres is een belangrijk instrument om kennis(-sen) te delen: de themabijeenkomsten. Jaarlijks organiseert Provero er een drietal. Door Corona was dit aantal het afgelopen jaar helaas beperkt. September 2020 is een goed bezocht webinar georganiseerd met als titel ‘Archief in de Wro- en Omgevingswet-keten’. Op elke themabijeenkomst delen sprekers, afkomstig van overheid en marktpartijen, hun ervaringen. Dit levert de deelnemers altijd weer nieuwe inzichten op én nieuwe visitekaartjes (of veel moderner: nieuwe LinkedIn-connecties).
Trots is Provero ook op de vakinhoudelijke publicaties die zij sinds haar oprichting heeft uitgebracht. Vaak worden deze publicaties gekoppeld aan een thema van een bijeenkomst, soms ook onafhankelijk hiervan. In elke publicatie worden deskundigen gevraagd hun licht te laten schijnen over concrete vraagstellingen uit de praktijk. Zo is er eerder gepubliceerd over ‘Digitale structuurvisies’, ‘Wabo- en de Crisis- en herstelwet’, ‘Digitale dienstverlening aan burgers en klanten’. Maar ook meer prikkelende titels zijn gepubliceerd als: ‘De grens over’, ‘De Omgevingswet: terug naar de zandbak’ en ‘De veranderopgave’.
Provero heeft de samenwerking met brancheorganisaties die actief zijn in aanpalende domeinen, hoog in het vaandel staan. Zeker met de komst van de Omgevingswet is het plezierig en ook noodzakelijk om elkaar actief op te zoeken. Zo onderhoudt Provero warme contacten met de Vereniging BWT, VVM (milieuprofessionals), Vereniging Stadswerk, VIAG (informatie-adviseurs gemeenten), VNG Realisatie, Geo Business Nederland en het landelijke invoeringsprogramma ‘Aan de slag met de Omgevingswet’. De samenwerking bestaat hierbij vooral uit het actief meedenken (inhoud en netwerk) bij het organiseren van de bijeenkomsten en de congressen van de verschillende brancheorganisaties.
De invoeringsbegeleiding Omgevingswet (vanuit het Ministerie en de koepels) zal op ‘een moment’ weer worden afgeschaald. Nadat de RIO’s (Regionale implementatiecoaches Omgevingswet) hun werk gedaan hebben, beoogt Provero een permanent platform te blijven bieden rond de kennisuitwisseling over de digitale aspecten van het omgevingsrecht.
Enthousiast geworden door de activiteiten en publicaties van Provero? Wat let u nog om actief mee te gaan doen en lid te worden van onze vereniging. U kunt zich verbinden aan Provero als individueel lid, organisatielid of via een studentenlidmaatschap. Op www.provero.nl vindt u een uitgebreide beschrijving van de voordelen en de kosten.
Graag verwelkomen wij u als lid van Provero!
Er wordt hard gewerkt aan de invoering van de Omgevingswet en de livegang van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) in 2022. Veel onderwerpen passeren daarbij de revue, waaronder de eisen aan de informatiehuishouding en duurzame toegankelijkheid. Afgelopen najaar kon u in het jaarcongres kennis nemen van een presentatie over de aankomende ‘Handreiking duurzame toegankelijkheid in de informatieketens van de Omgevingswet’ van VNG, IPO en UvW. In dit artikel leest u over de voortgang en krijgt u aandachtspunten om alvast op te letten bij uw eigen inrichting van de informatiehuishouding.
De vraag om een handreiking komt voort uit de constatering dat de uitgangspunten uit het rapport ‘Archieffuncties in het Stelsel Omgevingswet’ nog niet concreet genoeg waren ingevuld. Dit rapport uit 2017 was een onderdeel van het programma Uitvoering Informatievoorziening Omgevingswet (UIVO-I). Het doel van dat rapport was: “om zo helder, concreet en bondig mogelijk de uitgangspunten vast te leggen met betrekking tot de vraag: op welke basis en op welke wijze moeten de archieffuncties worden ingericht. Dat betreft het geheel van activiteiten dat wordt gekenmerkt door: het bewaren, ontsluiten, preserveren, waarderen (selecteren en vernietigen), en beschikbaar stellen van informatie. Het belangrijkste doel van archiveren is de duurzame toegankelijkheid van informatie. Duurzaam toegankelijke informatie is vindbaar, beschikbaar, leesbaar, interpreteerbaar en betrouwbaar voor de gebruiker van nu en voor de gebruiker in de (soms verre) toekomst. Daarmee is duurzame toegankelijke informatie een fundament voor het vertrouwen in de rechtsstaat, voor het functioneren van de overheid en voor democratische controle daarop. Bovendien blijft de informatie dan beschikbaar voor diverse vormen van onderzoek.”
Deze uitgangspunten uit 2017 zijn nog steeds van kracht. Maar verdere uitwerking was nodig, zodat de stelselbeheerders wisten wat ze nog aan het stelsel moesten verbeteren. En de lokale gebruikers moesten weten hoe ze hun eigen informatiebeleid, processen, zaaktypen en metadata moeten inrichten, om in samenhang met het landelijk stelsel de beoogde duurzame informatiehuishouding te borgen.
Vanuit landelijke optiek zijn in de jaren na 2017 voor het DSO vijf zogenoemde ‘DUTO-scans’ door het Nationaal Archief uitgevoerd, voor het borgen van duurzame toegankelijkheid. Deze DUTO scans zijn uitsluitend gericht op de landelijke voorzieningen: wat kunnen deze voorzieningen functioneel wel en niet, als het gaat om duurzame toegankelijkheid volgens de DUTO-eisen? Welke maatregelen zijn nodig om ervoor te zorgen dat deze voorzieningen de functionali-teiten krijgen, die nodig zijn om informatieobjecten in het gehele stelsel duurzaam te beheren? Inmiddels zijn veel maatregelen daaruit geborgd in de realisatie van het DSO.
De vraag die overblijft en waar de handreiking zich dan ook met name op richt, is hoe decentrale overheden aansluiting gaan vinden op de landelijke voorzieningen en tezamen met hun eigen informatie-systemen, hun processen zo inrichten dat deze geheel voldoen aan de eisen voor duurzame toegankelijkheid. De Handreiking duurzame toegankelijkheid richt zich vooral daarop: de decentrale overheden die willen checken of voldoende waarborgen zijn ingebouwd in hun Omgevingswet-processen, vooral ook in hun samenwerking met ketenpartners. Het DSO biedt een landelijk stelsel waarop we moeten aansluiten. Maar waar moet je als gemeente, provincie, waterschap, veiligheidsregio of omgevingsdienst rekening mee houden en nadrukkelijk in de interbestuurlijke samenwerking over afstemmen, als je de informatie waar jij verantwoordelijk voor bent, goed wilt onderhouden? En vanaf welk moment in de tijd bezien: dus vanaf de eerste invoering per 1 januari 2022 en daarna.
En wat is dan de relatie met de inhoud in de landelijke voorzieningen waar de stelselbeheerders voor verantwoordelijk zijn? En waar moet een openbare archiefdienst op gespitst zijn, als deze met haar overheden in gesprek gaat over langdurige bewaring van informatie uit hun procesketens?
Met de handreiking bedienen we verschillende doelgroepen binnen deze overheden. Enerzijds zal de doelgroep bestaan uit projectleiders of informatiemanagers die de informatievoorzieningen en processen gaan inrichten. Bij welke onderdelen moet u dan letten op duurzame toegankelijkheid? En op welk moment moet u hiermee aan de slag? Dat moment is niet ‘aan de achterkant’ (na afloop) van het proces, of nog erger: pas als u erover gaat nadenken om uw blijvend te bewaren informatie over te brengen naar een archiefdienst i.v.m. wettelijke verplichtingen. Er wordt veel eerder actie gevraagd, en wel aan de voorkant: bij de start, ‘by design’ zodra u implementatiekeuzes maakt die invloed hebben op de actieve informatiehuishouding. De handreiking geeft dat aan voor de relevante onderdelen en vertelt u waar u de instrumenten hiervoor kunt vinden.
Anderzijds zal de doelgroep bestaan uit specialisten op het gebied van informatiehuishouding, recordmanagement en duurzame toegankelijkheid. U wordt bij de invoering van de Omgevingswet betrokken, maar u weet nog niet precies welke componenten van het Stelsel Omgevingswet raken aan uw vakgebied. Hoe zit de verdeling van verantwoordelijkheden in elkaar, waar vindt de uitwisseling van metadata in de keten plaats, waar moeten we rekening houden met functionaliteiten van software en interbestuurlijke samenwerkingsbouwstenen, zoals de zaaktypencatalogus (I-ZTC), de producten en dienstecatalogus (I-PDC)en de interbestuurlijke bedrijfsprocessen?
De handreiking bevat inleidende hoofdstukken over het Stelsel Omgevingswet en zijn kerninstrumenten, verklarende bijlagen, een model voor een dossier afspraken en procedures met ketenpartners,
en een checklist ‘DUTO-todo’ om uw organisatie te checken op ‘wat moet en wat kan’ bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze checklist is geënt op en bouwt voort op de VNG Checklist Informatievoorzieningen Omgevingswet uit 2018, en is dus ook in samenhang daarmee te gebruiken. De checklist (als bijlage 3 van de handreiking) bepaalt de concrete actielijst en besteedt aandacht aan ‘wat moet en wat kan’ t.a.v. verantwoordelijkheden en afspraken in de ketens, volledigheid en authenticiteit van informatie, uitwisselbaarheid en vindbaarheid, toegang, bewaartermijnen, metagegevens, programmatuur en bestandsformaten. Dit allemaal met zoveel mogelijk verwijzingen naar andere bronnen die al beschikbaar zijn.
Andere bijlagen bij de handreiking bevatten onder andere een uitleg over bewaartermijnen in de keten met de interbestuurlijke bouwstenen, softwarespecificaties die raken aan duurzame toegankelijkheid, de relatie met ‘tijdreizen’ in het Stelsel Omgevingswet en overwegingen bij gebruik van de samenwerkfunctionaliteit.
Op het moment dat u dit leest bij het Jaarcongres, hebben we de rondgang binnen de regio Utrecht achter de rug. Daar wordt de inhoud van de checklist aangescherpt in de praktijk. Ook komen mogelijk aanvullende vraagstukken aan de orde bij de inrichting van de eigen en onderlinge informatieketens van gemeente, provincie, hoogheemraadschap, omgevingsdienst, veiligheidsregio en archiefdienst. Hiermee en met ons eigen onderzoek, belichten we in de handreiking ook de belangrijkste specifieke aandachtspunten voor elk van deze overheidssectoren. Het eindresultaat wordt gereviewd door een klankbordgroep van specialisten vanuit elke overheidssector. Het plan is dan om tegen de zomer het eindproduct beschikbaar te maken via de website van Aan de Slag met de Omgevingswet.
Heeft u vragen of suggesties? Deze zijn zeker nog welkom bij Joost van Koutrik (j.vankoutrik@hetutrechtsarchief.nl) en
Ben de Jong (ben.de.jong@utrecht.nl).
Door: Theo Overduin, werkzaam bij het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NPRES).1
1 Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
Inleiding, aanleiding en voorgeschiedenis.
In een schier eindeloos en hopelijk toch nog goed aflopend traject wordt er in ons land met de komst van de Omgevingswet al een aantal jaren gewerkt en gebouwd aan een nieuw, veel eenvoudiger en veel beter systeem van wet- en regelgeving. Daarnaast wordt er tegelijkertijd met veel kennis en kunde, vallen en opstaan, ongelofelijk veel tijd en (steeds meer) geld een bijbehorend en ondersteunend Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) gerealiseerd. Onverstoorbare optimisten zijn er nog altijd heilig van overtuigd dat het helemaal goed gaat komen met dat Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Parijs, najaar 2015. Een wereldwijde klimaatconferentie. Grote zorgen. Ambitieuze doelstellingen. En bijna iedereen en alle landen doen mee. Ook Nederland zet een handtekening. Temperatuurstijging moet beperkt blijven tot maximaal 1,5 graad Celsius. CO2-uitstoot in 2030 moet ongeveer 50% lager uitkomen dan in 1990 het geval was en moet vervolgens in 2050 zelfs zo goed als helemaal tot 0 worden teruggebracht. Er is immers geen plan(eet) B. Het is erop of eronder. En alle landen, die meedoen, beloven plechtig, dat zij voor hun eigen grondgebied serieuze plannen gaan maken om deze doelstellingen echt en op tijd te kunnen realiseren. Een leefbare wereld voor onze (klein)kinderen. Ook Nederland gaat, onder de bezielende leiding van Ed Nijpels, aan de slag. Na heel veel gepolder ziet eind juni 2019 het Nederlandse Klimaatakkoord het levenslicht.
Figuur 1. Het Klimaatakkoord.
Belangrijk onderdeel van het Klimaatakkoord vormen de Regionale Energie Strategieën (RES). Nederland verdeelt zichzelf bottom-up in een 30-tal regio’s, die vol vuur aan de slag gaan om de nationale opgaven op het gebied van vooral de duurzame opwek van elektriciteit (wind en zon) en de
gebouwde omgeving (uiteindelijk alle woningen en andere gebouwen aardgasvrij) bij de kop te pakken. Daarbij staat niet de vraag centraal: wat doet het land voor de regio, maar juist het omgekeerde: welke bijdrage kunnen en willen wij als regio leveren aan het land als geheel.
De bottom-up aanpak in een 30-tal regio’s blijkt inmiddels een groot succes. Alle regio’s hebben een vliegende start gemaakt. In eendrachtige samenwerking tussen gemeenten, provincies, waterschappen, netbeheerders en andere “stakeholders” hebben alle 30 regio’s op 1 oktober 2020 hun eerste “concept-RES” opgeleverd. En natuurlijk is nog lang niet alles helemaal uitgekristalliseerd en moet er nog heel veel worden uitgewerkt en georganiseerd, maar desalniettemin is deze eerste worp vanuit de 30 RES-regio’s in heel veel opzichten buitengewoon bemoedigend. Dat was ook de hoofdconclusie van het Planbureau Leefomgeving (PBL), dat alle concept-RES-en heeft geanalyseerd. Kortweg samengevat: een heel goed begin, en daarmee al tenminste het halve werk verzet! Als je bijvoorbeeld alleen al kijkt naar de regionale ambities op het vlak van de duurzame opwek van elektriciteit (wind op land en grootschalige zon-pv op daken en waar nodig ook op velden), dan is nu al duidelijk dat de optelsom van alle regionale biedingen en ambities ruimschoots uitkomt boven de in het klimaatakkoord opgenomen landelijke opgave van 35 TerraWattuur (TWh) voor 2030. De regionale biedingen uit de concept-RES-en tellen op tot ruim 52 TWh. Een prestatie van formaat en dus: chapeau voor alle RES-regio’s!
Aan mooie en ambitieuze plannen geen gebrek. Maar tussen plan en werkelijkheid en tussen droom en daad wil soms nog wel het een en ander in zitten. En dan hebben we het niet alleen over wetten en praktische bezwaren. Het gaat hier ook om belangrijke zaken als uitvoerbaarheid, inpassing in het landschap en in “de ruimte”, betaalbaarheid, draagvlak en de vraag of al onze netwerken en infrastructuren het wel (op tijd) aan kunnen. En dan is er ook nog dat ene zinnetje op bladzijde 225 van het klimaatakkoord:
Klimaatakkoord 29 juni 2019, bladzijde 225:
“De provincies en gemeenten zetten zich nadrukkelijk in voor het (kwalitatief en kwantitatief) ruimtelijk mogelijk maken van de RES en de verankering van de RES in het omgevingsbeleid.”
Kortom: prachtig dat al die concept-RES-en er nu zijn, maar ze kunnen pas echt een voldoende (ook juridische) basis voor uitvoering en vergunningverlening worden als ze worden verankerd in het omgevingsbeleid van alle betrokken overheden en bestuurslagen.
En hier raken de Omgevingswet, het DSO en de wereld van klimaat en energietransitie elkaar. Die RES-en moeten dus op de een of andere manier, zowel inhoudelijk, procesmatig, procedureel, alsook in digitale zin landen in de planfiguren uit de Omgevingswet en je moet die RES-en straks dus ook eenvoudig en gebruiksvriendelijk kunnen terugvinden in
het DSO. Hoe je dat in praktische zin voor elkaar krijgt, is een belangrijke vraag waar een jaar geleden (voorjaar 2020) nog niemand ook maar een begin van een antwoord op had. Werk aan de winkel dus. Tijd voor een serieuze praktijkproef.
Zeeland was eind 2019 de eerste regio die toen al als absolute koploper een concept-RES klaar had.
Figuur 2. RES-Zeeland.
En dus leek het een uitgelezen kans om samen met deze regio eens te kijken of we hun RES in het DSO alvast zichtbaar zouden kunnen maken. De regio Zeeland was enthousiast en zo zijn we begonnen.
Er kwam een mooi plan van aanpak:
Het goede nieuws is dat het ons in de praktijkproef gelukt is om een RES op dezelfde digitale leest te schoeien als een omgevingsvisie of een omgevingsprogramma door toepassing van de bekende STOP/TPOD-standaarden en voorschriften. Ook is het gelukt om de RES-Zeeland officieel digitaal te publiceren en bekend te maken op de al eerder genoemde LVBB. Daarmee is zo’n RES toch net een tandje beter vindbaar (in formele en in juridische zin) dan dat er ergens op een regionale website een PDF-bestand wordt neergezet. En tot op zekere hoogte is het ook gelukt om de RES-Zeeland in het DSO opgenomen te krijgen, d.w.z. een foutloze upload richting DSO via de daarvoor ingerichte voorzieningen. Maar het daadwerkelijk in de DSO-viewer op een eenvoudige manier zichtbaar maken van de RES-Zeeland, dat is (tot nu toe) helaas niet helemaal vlekkeloos gelukt. Hopelijk gaat dat in de verdere doorontwikkeling van het DSO alsnog voor elkaar komen. Vanuit het DSO-programma is
toegezegd hier alsnog voor te gaan zorgen en de RES-Zeeland als dankbare “content” hiervoor te willen blijven benutten. Hiermee wordt een RES niet alleen als plaatje zichtbaar, maar wordt die RES voor gebruikers ook eenvoudig raadpleegbaar en doorzoekbaar bijvoorbeeld op locatie, op thema, enz. En via het DSO wil je natuurlijk ook bereiken dat je die RES heel eenvoudig kunt combineren met de omgevingsplannen van de gemeenten of met allerlei andere kaartlagen en informatieproducten, die ook in of via het DSO beschikbaar zijn.
Alle resultaten en “producten” uit de praktijkproef hebben we inmiddels gepubliceerd op de NPRES-website:
www.regionale-energiestrategie.nl.
Daar vind je achtereenvolgens:
Samen het avontuur aangaan via een praktijkproef en via een gemeenschappelijke leer- en ontdekkingsreis is niet alleen ontzettend leuk maar is ook nog eens erg nuttig gebleken.
Ik durf zelfs te stellen dat dit misschien wel de enige weg is om echt “hands-on” grenzen te verleggen en innovaties vorm te geven. Vervolgstappen komen dan ook haast als vanzelf in beeld omdat ook (een deel van) de andere RES-regio’s inmiddels heeft aangegeven ook aan de slag te willen met bijv. het KOOKBOEK. En ook voor de DSO-ontwikkelaars heeft deze praktijkproef heel veel nuttige informatie opgeleverd voor de verdere ontwikkeling van het DSO zelf.
De belangrijkste aanbevelingen zet ik hieronder nog even kort op een rij.
Bij planvorming spelen stedenbouwkundige bureaus een belangrijke rol. Ze zijn bij ongeveer 70% van de alle plannen betrokken. Dat verandert waarschijnlijk niet. Wel is duidelijk dat samenwerken onder de Omgevingswet nog veel vraagtekens en open eindjes bevat. In de woorden van de VNG is het “schaken op meerdere bewegende borden met continu veranderende spelregels”. Immers, de STOP/TPOD Standaard wordt nog doorontwikkeld en de manier waarop gemeenten tot een omgevingsplan komen is nog onduidelijk en zal per gemeente variëren. Met een groot aantal betrokken partijen moeten nog veel puzzelstukjes op hun plaats vallen. Een ontbrekend stukje betreft een uitwisselstandaard tussen bronhouders en de hen ondersteunende partijen.
Visma Roxit is met stedenbouwkundige bureaus in gesprek gegaan over de invulling van hun rol onder de Omgevingswet. Daarbij zijn wensen geformuleerd die passen bij hun belangen en bedrijfsvoering. Werken in opdracht van een gemeente of van een particulier vraagt een verschillende aanpak. Om hier gehoor aan te geven heeft Visma Roxit “Rx.Base voor stedenbouwkundige bureaus” gedefinieerd. Een variant van de samenwerkingsvorm waarmee Rx.Base nu al samenwerkende gemeenten ondersteunt.
Een gemeente kan in Rx.Base een bureau toegang geven tot een procedure (planwijziging). Het bureau kan vervolgens autonoom in haar eigen Rx.Base-omgeving werken aan deze procedure. Het is denkbaar dat een bureau zelf een procedure start die op enig moment aan de gemeente wordt overgedragen. Hiervoor kan het bureau het geldende omgevingsplan ophalen bij de dowloadservice van het DSO (nog in ontwikkeling). Met Rx.Base voor stedenbouwkundige bureaus wordt eenvoudig samengewerkt met gemeenten die ook over Rx.Base beschikken. Voor samenwerking met gemeenten die andere oplossingen gebruiken is de eerdergenoemde uitwisselstandaard een voorwaarde. Hieraan wordt gewerkt, waarna de standaard in de programma’s van verschillende leveranciers moet worden verwerkt. Dat vergt tijd.
Op dit moment beschikt een aantal stedenbouwkundige bureaus over een Rx.Base oefenomgeving. De ervaring die ze hiermee opdoen levert voor ons informatie op om mee te nemen in Rx.Base voor stedenbouwkundige bureaus. Het speelveld is volop in ontwikkeling en Visma Roxit ontwikkelt mee. Het is ons doel om het werk van onze klanten en haar ketenpartners optimaal te ondersteunen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Visma Roxit:
Mail: communicatie@roxit.nl
Website: www.roxit.nl/oplossingen/planvorming
Telefoon: 088 217 34 00.
Zo hopen wij met onze adviezen en aanbevelingen de extra ruimte optimaal te benutten. Alleen samen kunnen we het doen.
De Omgevingswet stelt nieuwe eisen aan de software oplossingen die gemeenten en andere bevoegde gezagen in staat moeten stellen hun taken efficiënt, effectief en correct uit te voeren. Gemboxx, IAM4, JNet en VirtualConsult hebben daarvoor de krachten gebundeld om op basis van best-of-breed een totaaloplossing neer te zetten die hierin voorziet: Omgevingsboxx.
Als dragende applicatie voor alle processen gebruiken we het GemCloud~Samenwerkingsplatform van Gemboxx, hierin, -mee c.q. -op worden de Beleidsboxx (Planvorming en TR)en Zakenboxx (VTH) geconfigureerd en de applicaties van de andere partners geïntegreerd:
Het GemCloud~Samenwerkingsplatform kan beschouwd worden als een implementatie van de Common Ground en is erop gericht om samenwerking optimaal te ondersteunen. Zaakgericht werken wordt voor de VTH-processen (deels) geautomatiseerd ingeregeld op basis van de zaaktypecatalogus van “aandeslagmetdeomgevingswet“. Proces-aanpassingen kunnen in korte tijd zonder programmeren worden aangebracht.
Belangrijk pluspunt hiervan is dat ook het planvormingsproces geautomatiseerd zaakgericht ondersteund wordt. Uitgangspunt daarbij is 1 Platform, 355 keer implementeren.
In IAM4Omgeving worden omgevingsplannen met toepasbare regels ontwikkeld met als uitgangspunt expliciet informatiebeheer. Ze bestaan uit herbruikbare bouwstenen die je per locatie op maat maakt: modelregels met hun toepasbare regels. Dit in lijn met modelverordeningen van de VNG.
Een kort filmpje van hoe dit werkt is te vinden op
www.aandeslagmethetomgevingsplan.nl/.
Dan helpen we graag! Stuur gerust een e-mail naar:
• basjanssen@iam4.com of bel 06 46 63 35 41
• swier.jan.miedema@gemboxx.nl of bel 06 51 21 65 92
Ook dit jaar zullen wij elkaar helaas weer niet live treffen in de Reehorst in Ede. Wat hadden wij graag kunnen zeggen dat de Corona ellende achter ons ligt, maar we moeten nog even geduld hebben, hoe moeilijk dat ook soms wel is. Maar ook ondanks we het afgelopen jaar vooral digitaal onze leden en partners hebben bezocht weet ook nu de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland en Provero elkaar als vakverenigingen goed te vinden, en ook steeds meer samen werken naar een toekomst met de Omgevingswet die als hoofddoel heeft van Nederland ‘de’ optimale fysieke leefomgeving te maken voor haar inwoners. Nu we op 27 mei weer digitaal weer bij elkaar komen voor een mooi congres zijn wij als Vereniging BWT Nederland zeker weer vertegenwoordigd. Dit door middel van een inhoudelijke bijdrage aan het congres door een workshop over de bouwactiviteit in het Omgevingsplan met het nieuwe vergunningplichtige en vergunningvrije bouwen onder de Omgevingswet, en de verschillende onderdelen die nu onderdeel zijn van de ‘bouwvergunning’ maar straks omgevingsplanactiviteit worden. Maar ook buiten dit aanstaande congres om zijn er veel gezamenlijke belangen, onderwerpen en doelen te halen. Een goede, werkende, complete, betrouwbare en voor de burger toepasbare digitale ontsluiting van alle spelregels die we in de Omgevingswet en het Omgevingsplan opnemen is hier nog steeds wel één van de belangrijkste van. Momenteel wordt er hard gewerkt regels op de kaart, maar veel gemeenten hebben de omvang van deze klus nog niet door. Want regels op de kaart is meer dan het bij elkaar vegen van alles wat we nu op
verschillende manieren en plekken ontsluiten. Voor het vakgebied van Bouw- en Woningtoezicht hebben we het hier bijvoorbeeld over de nu nog algemeen geldende regels voor vergunningvrij bouwen, die straks onder de Omgevingswet door gemeenten (omdat ze zijn opgenomen in de bruidsschat) zelf een stuk éénvoudiger kunnen worden gemaakt dan dat ze nu zijn. Maar om dit echt éénvoudiger te maken is wel een uitdaging waar zeker de hulp van digitalisering en het goed ontsluiten daar in onmisbaar is.
Voor de lezers die de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht (nog) niet kennen hieronder nog even een stukje over wie wij zijn en wat wij doen. Naast natuurlijk het goed samenwerken met Provero!
De meest belangrijke rol van de vereniging Bouw- en Woningtoezicht is het vertegenwoordigen van haar ruim 250 gemeentelijke leden en 550 persoonlijke leden bij de totstandkoming van, en het werken met en volgens de wet- en regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht. Om dit te kunnen doen heeft de vereniging veel overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De vereniging heeft dan ook een heel belangrijke stem als het gaat om bouwregelgeving.
De Vereniging BWT is hiervoor ook vertegenwoordigd in diverse commissies. Zo zitten er namens de vereniging, diverse specialisten vanuit gemeenten in NEN-normcommissies over constructieve veiligheid, bouwfysica e.d. Ook is de vereniging vertegenwoordigd
in de Commissie van Deskundigen Ascert die over de asbestcertificering gaat. Verder is de Vereniging BWT Nederland vertegenwoordigd in het Gezamenlijk College van Deskundigen van de BRL 5019 en de BRL 5006. Is zij vertegenwoordigd in het bestuur van KOMO, InstallQ, de Federatie Ruimtelijke kwaliteit, de Commissie van Belanghebbenden Brand, de Raad van Toezicht van de Auditorenopleiding ABW, de Raad van Advies van het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheid en vertegenwoordigd zij haar leden in het Overlegplatform bouwregelgeving en de Juridisch Technische Commissie bouwregelgeving van het Ministerie van BZK. Maar dat is nog lang niet alles. Momenteel is de vereniging er druk met de voorbereiding en implementatie van de Wet kwaliteitsborging en de Omgevingswet.
Als vereniging organiseren we uiteraard diverse bijeenkomsten zoals regiodagen, congressen en specifieke workshops waarbij uiteraard momenteel de Wet kwaliteitsborging en de Omgevingswet de belangrijkste onderwerpen zijn. Over diverse thema's wordt daarnaast regelmatig gesproken met andere branche- of belangenorganisaties zoals de VNG, BrandweerNL, Vakgroep Omgevingsrecht van Omgevingsdienst.nl, de Vereniging van Milieu professionals het Expertisecentrum Restauratie Monumenten, de Vereniging van Verplaatsbare Accommodaties, Provero, Bouwend Nederland, Aedes, BNA en Uneto-VNI. En hebben wij ons eigen vakblad ‘Bouwkwaliteit in de praktijk’.
Binnen de vereniging zijn ook diverse instrumenten ontwikkeld zoals het Toetsprotocol en Toezichtprotocol die door veel gemeenten en software leveranciers worden gebruikt voor hun processen. Verder heeft de vereniging diverse handreikingen ontwikkelen die ook continu actueel worden gehouden. Het meest recente product is de Landelijke richtlijn Bouw- en sloopveiligheid die inmiddels ook deels wordt aangestuurd in het Bouwbesluit
Wilt u nog meer lezen over de vereniging BWT en haar rol. Kijk dan op www.vereniging-bwt.nl
Door: Jasper Roes en Merijn Kerlen
Na de ingang van de Omgevingswet is het van belang dat de ruimtelijke plannen voortkomend uit de oude wetgeving (Wro) worden getoond in samenhang met nieuwe omgevingsdocumenten conform de nieuwe wetgeving (Omgevingswet). Voor het bekijken van deze plannen in samenhang wordt binnen de DSO-LV de Viewer Regels op de Kaart
gerealiseerd en dit wordt dan ook de plek na invoering van de Omgevingswet om alle plannen te bekijken. Via Ruimtelijkeplannen.nl (RPnl) is het niet mogelijk om omgevingsdocumenten te bekijken.
RPnl blijft echter wel bestaan, in eerste instantie voor het afmaken van lopende procedures (naar verwachting nog tot 4 jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet). En daarna ook om de planvoorraad op te schonen en te zorgen dat alle plannen die nog geldigheid hebben conform het overgangsrecht getoond blijven worden binnen het DSO-LV.
Er gaan bij RPnl wel zaken wijzigen. De website en services van RPnl zijn namelijk geheel gericht op het faciliteren van de Wro. Aangezien de Wro op gaat in de Omgevingswet gaan de website, en bijbehorende services, hierin meebewegen.
Naast de ontsluiting via de website worden ruimtelijke plannen ook via services, zoals WMS en WFS, beschikbaar gesteld en deze services worden door meerdere gebruikers benut. Deze gaan veranderen omdat er binnen de DSO-LV gebruik wordt gemaakt van andere technieken waaronder REST API’s en vectortiling. Gebruikers van de bestaande services van Ruimtelijkeplannen.nl zullen dan ook over moeten stappen naar de nieuwe services. Daarmee kunnen ze dan ook gebruik maken van verrijkte gegevens zoals type regelgeving, detectie van parapluplannen, historische gegevens over plannen verwijderd na december 2016 of koppelingen met officiële bekendmakingen.
Een voorbeeld van het gebruik van deze nieuwe API’s is de Viewer Regels op de Kaart (VRK) waarin deze API’s worden gebruikt om, in combinatie met andere API’s, de samenhang met de omgevingsplannen te tonen. De API is ook voor andere gebruikers beschikbaar als onderdeel van het open stelsel. Voor de verbeelding wordt gebruik gemaakt van vectortiles, ook deze zullen als API beschikbaar gesteld gaan worden.
Wat gaat bovenstaand voor u betekenen, zowel als bronhouder, afnemende partij of raadpleger? Bronhouders kunnen wijzigingen blijven aanbieden conform het overgangsrecht, plannen verwijderen of (onder bepaalde restricties) wijzigen. De validator controleert daarop. Ook gegevens zoals index of deeplinks naar plannen blijven operationeel. Gebruikers die alleen willen raadplegen, worden zo veel mogelijk, automatisch, doorverwezen naar de Viewer Regels op de Kaart.
De Omgevingswet bundelt en moderniseert alle wetten voor de leefomgeving in één wet. Op 1 januari 2022 treedt de wet in werking. Om de uitvoering van de Omgevingswet te ondersteunen, komen de gegevens over de fysieke leefomgeving digitaal beschikbaar en moeten ze uitwisselbaar zijn.
In het digitale stelsel zijn er verschillende functies die allemaal met standaarden worden ondersteund. Denk aan het publiceren van omgevingswetbesluiten, het afleveren van een vergunningaanvraag of een melding en aan het opvragen van informatie in het Omgevingsloket. Deze standaarden worden door verschillende organisaties gemaakt en beheerd. Geonovum beheert sinds 2008 de RO Standaarden die zijn verankerd in de Wro. Inmiddels beheren wij ook een deel van de standaarden voor de Omgevingswet. Geonovum beheert voor de Omgevingswet de standaarden die zorgen voor het digitaal goed overbrengen en presenteren van de inhoud van besluiten.
Om bronhouders bij de overgang van de Wro naar de Omgevingswet te ondersteunen, hebben wij de Handreiking Data op Orde uitgegeven. In deze handreiking vind je aanbevelingen hoe je de digitale gegevenskwaliteit van je ruimtelijke planvoorraad kan verhogen. Een goede digitale gegevenskwaliteit helpt je namelijk bij de overgang naar de Omgevingswet.
Zodra de Omgevingswet in gaat, zullen alle op dat moment nog van kracht zijnde bestemmingsplannen, van rechtswege tijdelijke omgevingsplannen worden. Dat betekent ook dat die plannen vanaf dat moment ook via het DSO te bekijken moeten zijn. En daar zit een uitdaging. Want het is niet mogelijk om ruimtelijke plannen die op basis van de RO Standaarden zijn opgesteld rechtstreeks in het DSO te laden.
Om een oplossing voor dit tijdelijke probleem te bieden, is er het Informatiehuis Ruimte (IHR). Via dit instrument zijn de bestemmingsplannen gedurende de overgangsfase alsnog raadpleegbaar maken via het DSO. Dat is natuurlijk goed nieuws. Er is echter een maar… Deze oplossing werkt namelijk alleen als de plannen, inclusief hun plan- en de dossierstatus, volledig correct op Ruimtelijkeplannen.nl staan. Zitten er fouten in één of meer van de documenten op Ruimtelijkeplannen.nl dan is er een grote kans dat het plan niet goed wordt getoond in de DSO viewer.
Door nu al de digitale planvoorraad op orde te brengen, zijn de vigerende bestemmingsplannen straks in het DSO te raadplegen. De Handreiking Data op Orde is een praktisch vertrekpunt om hiermee aan de slag te gaan op weg naar de invoering van de Omgevingswet.
Heb je vragen over de RO standaarden of de overgang van de RO standaarden naar de Omgevingswet standaarden dan kan je altijd terecht bij onze helpdesk (ro-standaarden@geonovum.nl).
De VVM, netwerk van milieuprofessionals, is hét kennis- en
relatienetwerk voor milieuprofessionals. De VVM zet zich
in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en
nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als
criterium om lid te worden, maar het werkveld. De
achtergrond van de leden is daarom heel divers.
Juist die variatie van werkgevers en disciplines
maakt de VVM al ruim dertig jaar tot een wer-
vend en inspirerend platform voor haar leden.
Door de open cultuur komen intercollegiale
contacten tot stand en is het mogelijk om discussie
te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke
milieuonderwerpen.
Jaarlijks organiseert de VVM zo’n 40 themabijeenkomsten,
congressen en cursussen. Hier ontmoeten de milieuprofessionals elkaar en wisselen zij van gedachten over actuele onderwerpen. Daarnaast geeft de VVM het tijdschrift Milieu uit. Dit verschijnt zes tot acht keer per jaar en gaat in op de ontwikkelingen in het werkveld. In alles wat de VVM doet, staat een onafhankelijke en professionele houding centraal. De VVM hanteert een gedragscode.
De VVM is de organisator van de jaarlijkse Dag van de
Omgevingswet. Het initiatief voor de Dag van de Om-
gevingswet is in 2012 genomen door de VVM-
sectie Milieurecht en Praktijk. Op 14 oktober
2021 vindt de tiende editie plaats. De VVM
organiseert de dag in samenwerking met
enkele partners, waaronder Provero. Meer
informatie is te vinden via
Leden van
Provero en VVM
kunnen elkaars
bijeenkomsten
tegen een
gereduceerd tarief
bezoeken!
Joyce Versteeg
Ewald te Koppele
Casper Cuppen
Louis de Nijs
Hennie Genee
Lilian Waaijman
fwd concept concept- en reclamebureau
300 exemplaren
Provero
Postbus 4169
Apeldoorn
info@provero.nl
www.provero.nl
themabijeenkomst
Jaarcongres Vereniging bwt Nederland
Dag van de
omgevingswet
dagbijeenkomst
Voor meer informatie en aanmelden, zie www.provero.nl